2.6.3 Bedrijfssituaties
Status
Uit (off)
Normaal bedrijf (Nl of Nr) Het proces kent de volgende situaties; rust > opwarmen > laden > nadraaien > rust.
Verhoogd bedrijf
2.6.4 Instellen van de gewenste boilertemperatuur
Met behulp van de drukknop op de regeling kan de
gewenste tapwater temperatuur en de bedrijfs- toestand
van de boiler worden ingesteld. Door herhaaldelijk op de
knop te drukken kunnen de
volgende waarde ingesteld worden:
- Off.
- N1 60 °C.
- N2 65 °C.
- N3 70 °C.
- Verhoogd bedrijf 75 °C maximaal 2 uur / contact A
(klem 2/3) doorverbinden.
Let op! Houd bij de instelling van de gewenste
tapwatertemperatuur rekening met de benodigde cv-
aanvoertemperatuur.
2.6.5 Toerentalregeling oplaadpomp
De regelaar is voorzien van een elektronische uitgang voor
het in toerental regelen van de oplaadpomp. Met behulp
van een PI-regeling wordt op basis van het verschil
tussen de gewenste en gemeten laadtemperatuur
het gewenste toerental bepaald. Bij een te hoge
laadtemperatuur neemt het toerental toe en bij een te lage
laadtemperatuur neemt het toerental af. De
pompschakelaar op de pomp dient in stand 3 te staan.
Omschrijving
De boiler is uitgeschakeld en wordt niet meer op temperatuur gehouden. De vorstbeveiliging
is paraat en indien een van de vier sensoren lager dan 3 °C meet, wordt de foutcode in het
display weergegeven, warmtevraag vrijgegeven en de laad- en optionele cv-pomp
ingeschakeld. De vorstbeveiligingsactie wordt opgeheven zodra de sensor(en) meer dan 10
°C meet.
Zodra de boilertemperatuur TT1 onder de gewenste waarde komt, wordt het opwarmproces
gestart door warmtevraag en optionele cv-pomp direct in te schakelen. Zodra sensor TT4 de
gewenste primaire aanvoertemperatuur heeft gemeten wordt de laadpomp vrijgegeven, in
toeren geregeld en start het opladen van het buffervat.
Zodra TT2 een verhoogde temperatuur waarneemt gaat het laadproces over naar na-
draaien. De warmtevraag wordt direct afgeschakeld, de optionele cv- en laadpomp draaien
na totdat de laadtemperatuur TT3 gelijk is aan de gewenste waarde en schakelen daarna
uit. De optionele cv-pomp draait nooit langer na dan 3 minuten, de laadpomp schakelt niet
uit indien de laadtemperatuur meer dan 75 °C meet. De boiler komt daarna weer in
rustbedrijf.
Het proces verloopt identiek aan het normaal bedrijf, echter op hoger ingestelde
Waarde. Hierdoor is het mogelijk het boilervat op 75 °C te laden, mits de primaire aanvoer
minimaal 85 °C meet. Verhoogd bedrijf kan geactiveerd worden door de drukknop. In
gebieden met hard drinkwater (meer dan 8 °DH) dient men rekening te houden met
verkalking van de warmtewisselaar.
2.6.6 Display weergave
Zolang er geen storing opgetreden is en de boiler is
in rust (er wordt niet opgeladen), wordt afwisselend
gedurende 3 seconden de bedrijfstoestand en de
temperatuur in het boilervat TT1 getoond.
- Zolang er geen storing is en er wordt geladen of na
gedraaid, wordt afwisselend gedurende 3 seconden
de bedrijfstoestand en 5 seconden de
laadtemperatuur TT3 getoond.
- Indien er sprake is van een storing wordt de
storingscodeweergegeven, afwisselend met de
hoogste temperatuur TT1 of TT3. Indien er meerdere
storingen aanwezig zijn, wordt de storing met de
hoogste prioriteit getoond.