Bedrijfsmodus koelen „Cool"
1. Uitlaatslang aanbrengen aan wanddoor-
voer of raam
2. Apparaat inschakelen met de toets „Po-
wer" (1).
3. Toets „Mode" (2) indrukken, tot de LED
„Cool" (9) brandt.
4. Ventilatorinstelling kiezen met de toets
„Fan Speed" (3):
„High" hoogste ventilatortoerental
„Med" normaal ventilatortoerental
„Low" laagste ventilatortoerental
5. Als de LED „Room Temp" (12) brandt,
dan wordt de huidige ruimtetempera-
tur weergegeven op het display (7).
6. Zodra de toets (4/5/6) wordt ingedrukt,
springt de indicatie om van ruimtetem-
peratuur op gewenste temperatuur (LED
13 brandt) en geeft 15 seconden de
gewenste temperatuur weer.
7. Gewenste ruimtetemperatuur instellen
met de toets „Timer/Temp. Adjust"
(5/6). De pijl naar boven (5) verhoogt,
de pijl naar beneden (6) verlaagt de in
het display (7) weergegeven gewenste
waarde.
TIP
Bedrijfsmodus koelen
„Cool"
Een aangenaam ruimte-
klimaat verkrijgt u, als u
de gewenste temperatuur
maximaal 4 tot 7 °C onder
de buitentemperatuur kiest.
Bedrijfsmodus ontvochtigen „Dehumi-
dify"
1. Uitlaatslang aanbrengen aan wanddoor-
voer of raam.
2. Apparaat inschakelen met de toets „Po-
wer" (1).
3. Toets „Mode" (2) indrukken, tot de LED
„Dehumidify" (9) brandt. De ventila-
tor wordt automatisch op het niveau
„Med", normaal ventilatortoerental,
geschakeld.
Bedrijfsmodus ventileren „Fan"
1. Apparaat inschakelen met de toets „Po-
wer" (1).
2. Toets „Mode" (2) indrukken, tot de LED
„Fan" (9) brandt.
3. Ventilatorinstelling kiezen met de toets
„Fan Speed" (3):
„High" hoogste ventilatortoerental
„Med" normaal ventilatortoerental
„Low" laagste ventilatortoerental
4. De ruimtetemperatuur wordt niet
beïnvloed en blijft constant. Daarom
kunnen de toetsen temperatuur-/tijdin-
stelling „Timer/Temp. Adjust" (5/6) niet
bediend worden.
Tijdvertraging „Timer" (4)
Tijdvertraging „Timer" (4)
Met de timer kunt u het apparaat auto-
matisch in- resp. uitschakelen. Hiervoor
wordt de in- resp. uitschakelvertraging
geprogrammeerd.
Automatisch inschakelen
■
1.
Apparaat inschakelen met de toets
„Power" (1).
2.
Bedrijfsmodus selecteren en alle
instellingen voor de gewenste be-
drijfsmodus uitvoeren.
3.
Apparaat uitschakelen met de toets
„Power" (1).
4.
Toets „Timer" (4) indrukken.
5.
Tijd instellen met de toets „Timer/
Temp. Adjust" (5/6).
U kunt alleen hele uren invoeren.
LED (11) knippert.
6.
7.
Het apparaat schakelt zich automa-
tisch in op het ingestelde moment.
Automatisch uitschakelen
■
1.
Het apparaat werkt in de van tevo-
ren ingestelde bedrijfsmodus.
2.
Toets „Timer" (4) indrukken.
3.
Restlooptijd instellen met de toets
„Timer/Temp. Adjust" (5/6).
Er kunnen alleen hele uren worden
ingevoerd.
4.
LED (11) knippert.
5.
Het apparaat schakelt zich automa-
tisch uit op het ingestelde moment.
5