Montage
Inloop- en uitlooplengten
Er zijn geen speciale maatregelen nodig voor componenten die turbulentie veroorzaken zoals
ventielen, bochten of T-stukken, zolang er geen cavitatie optreedt → 16.
Serie-installatie
Wanneer twee sensoren in serie worden geïnstalleerd (bijv. redundante meting), moet flens-
flens-montage worden vermeden. Voor een serie-installatie is een meetbuisafstand nodig van
minimaal één instrumentlengte tussen de twee meetinstrumenten.
De afmetingen en installatielengten van het instrument vindt u in het document
"Technische Informatie", het hoofdstuk "Mechanische constructie"
5.1.2
Omgevings- en processpecificaties
Omgevingstemperatuurbereik
Voor meer informatie over het omgevingstemperatuurbereik, zie de
bedieningshandleiding van het instrument.
Bij buitenopstelling:
• Installeer het meetinstrument op een schaduwrijke plaats.
• Vermijd direct zonlicht, vooral in regio' s met een warm klimaat.
• Vermijd directe blootstelling aan de weersomstandigheden.
Temperatuurtabellen
Voor meer informatie over de temperatuurtabellen, zie het afzonderlijke document
getiteld "Veiligheidsinstructies" (XA) voor het instrument.
Systeemdruk
Het is belangrijk, dat er geen cavitatie optreedt en dat gassen die zijn ingesloten in de
vloeistoffen, niet gaan uitgassen. Dit wordt voorkomen met een voldoende hoge systeemdruk.
Om deze reden, worden de volgende montagelocaties geadviseerd:
• Op het laagste punt in een verticale leiding
• Benedenstrooms van pompen (geen gevaar voor optreden vacuüm)
16
A0029322
Flowmeter Proline Promass H
A0029323
Endress+Hauser