Gebeurtenissen en instellingen terughalen
Als de detector in normale bedrijfstoestand is, kunt u elk moment op de
knop drukken om door gebeurtenissen en instellingen te scrollen die niet
leeg of uitgeschakeld zijn met Fleet Manager II via een IntelliDox-station.
Gebeurtenissen en instellingen staan in deze volgorde:
1. Piekwaarde, indien beschikbaar en wanneer er in de afgelopen 24 uur
een maximale gasblootstelling heeft plaatsgevonden.
2. Tijdstip piekwaarde, indien het realtime-klokdisplay is ingeschakeld.
3. Instelwaarde laag alarm
4. Instelwaarde hoog alarm
5. Realtime-klok, indien ingeschakeld.
6. Firmwareversie
7. Volgende functietest, indien ingeschakeld.
8. Slaapstand, alleen op H
S- en CO-slaapstandmodellen met een
2
gebruiksduur van 2 jaar.
Als een gebeurtenis of instelling wordt weergegeven, druk op de knop om naar
de volgende beschikbare gebeurtenis of instelling te scrollen. Als u niet op de
knop drukt, of als u bij de laatste gebeurtenis of setting bent, keert de detector
terug in de normale bedrijfstoestand.
Kalibreer de sensor
Met de tijd en door gebruik kan de basislijn van de sensor bij een
nulblootstelling af gaan wijken van de fabrieksbasislijn. Voor een optimale
werking van O
-modellen raadt BW u aan om de O
2
kalibreren, of als de Automatische kalibratieherinnering wordt weergegeven.
Voor elk ander model raadt BW u aan regelmatig de sensor te kalibreren.
Kalibratieprocedure
1. Ga naar een ruimte met een normale atmosfeer
(20,9% O
) die vrij is van gevaarlijke gassen.
2
2. Houd de knop ingedrukt tot er een aftelklok met
5 seconden wordt weergegeven en blijf daarna
ingedrukt houden tot het aftellen voltooid is.
3. Wanneer het aftellen voltooid is, begint de
kalibratieprocedure en wordt ZErO weergegeven.
4. Als de kalibratieprocedure gelukt is, wordt PASS
weergegeven en keert de detector terug naar de
normale bedrijfstoestand.
5. Als de kalibratieprocedure niet gelukt is, beginnen
de niet-nalevingsleds te knipperen. FAIL en het
niet-nalevingssymbool worden weergegeven.
Druk op de knop om het resultaat te accepteren
en terug te keren naar de normale bedrijfsvoering.
Het niet-nalevingssymbool wordt weergegeven en
de niet-nalevingsled begint te knipperen. Voer de
kalibratieprocedure opnieuw uit. Als de procedure
opnieuw mislukt, neem dan contact op met BW.
Functietests
Als de detector is ingesteld om een functietestherinnering weer te geven,
wordt dit symbool weergegeven als er een functietest moet worden uitgevoerd.
Voer de functietest van detector uit via een IntelliDoX of MicroDock II-station
voor het beste resultaat. Functietests die worden uitgevoerd via een IntelliDox
of MicroDock II-station worden geregisteerd als functietests. Handmatige
functietests worden geregistreerd als onveilige gasconcentraties.
Gebeurtenislogboek
De detector bewaart de laatste 35 gebeurtenissen, waaronder piekwaarden,
functietests en automatische kalibraties. Elk verslag bevat:
•
serienummer, sensortype en resterende gebruiksduur van de detector;
•
totaal aantal gebeurtenissen dat is opgetreden,
•
soort en duur van de gebeurtenis;
•
Alarmniveau(s) in ppm of %,
•
verstreken tijd sinds het alarm in dagen/uren/minuten;
•
alarmduur (minuten/seconden).
Gebruik Fleet Manager II via een IntelliDoX of MicroDock II-station om
gebeurtenislogs van de detector op een computer te zetten. Als de logs via
een IntelliDox-station op een computer worden gezet, worden de 35 laatste
gebeurtenissen overgezet. Als de logs via een MicroDock II-station op een
computer worden gezet, worden de 10 laatste gebeurtenissen overgezet.
-sensor eens per 24 uur te
2
Optionele instellingen
Gebruik Fleet Manager II via een IntelliDoX-station voor de volgende optionele
instellingen voor BW Clip-detectors.
Geef de gaswaarde weer tijdens een alarm
Als Geef de gaswaarde weer tijdens een alarm is
ingeschakeld, wordt de gasconcentratie weergegeven als
een gasalarm wordt gedetecteerd. De gasconcentratie
wordt weergegeven tot het alarm is beëindigd.
Niet-naleving na gasblootstelling
Als de Niet-naleving na gasblootstelling is ingeschakeld, knipperen de
leds in een wisselend patroon wanneer de sensor wordt blootgesteld aan
een gasconcentratie die de ingestelde alarmwaarden overschrijdt. Als een
gasblootstelling wordt gedetecteerd, beginnen de bovenste leds te knipperen.
Na 30 seconden beginnen de leds aan de zijkant te knipperen. Na 30 seconden
herhaalt het patroon zich totdat er meer dan 24 uur verstreken zijn na het
laatste alarm of als er een succesvolle functietest wordt uitgevoerd via een
IntelliDoX of MicroDock II-station.
Realtime-klokdisplay
Als het Realtime-klokdisplay is ingeschakeld, kunt u de
huidige tijd weergeven door op de knop te drukken om
Gebeurtenissen en instellingen terughalen weer te
geven, en op de knop te blijven drukken tot de tijd wordt
weergegeven.
De tijd kan worden weergegeven in 12-uurs- of
24-uurs weergave.
Slaapstand
De slaapstand is een fabrieksfunctie, beschikbaar voor H
met een gebruiksduur van 24 maanden. Als de slaapstand wordt geactiveerd,
wordt het verlopen van de gebruiksduur uitgesteld. U kunt de slaapstand
gebruiken om de detector te deactiveren voor 7 dagen of langer, tot maximaal
12 maanden. Als de slaapstand geactiveerd is, zijn alle veiligheidsfuncties van
de detector uitgeschakeld.
De slaapstand activeren via de BW Clip-slaapstandbehuizing
1. Houd een BW Clip-slaapstandbehuizing bij de hand.
Neem contact op met BW of een erkende distributeur
om een behuizing aan te schaffen.
2. Ga naar een ruimte met een normale atmosfeer
(20,9% O
) die vrij is van gevaarlijke gassen.
2
3. Ga na of de detector zich in de normale bedrijfstoestand
bevindt.
4. Druk op de knop om Gebeurtenissen en instellingen
terughalen weer te geven, en blijf vervolgens op de knop
drukken tot Hib wordt weergegeven.
5. Als Hib wordt weergegeven, druk dan op de knop tot een aftelklok van
5 seconden wordt weergegeven. Als het aftellen voltooid is, wordt de
slaapstand klok van 20 seconden weergegeven.
6. Plaats de detector in een BW Clip-slaapstandbehuizing terwijl de
slaapstand klok wordt weergegeven en doe de behuizing goed dicht. De
detector gaat in slaapstand. Alle veiligheidsfuncties van de detector worden
uitgeschakeld.
7. Om de detector te reactiveren, open de behuizing.
De slaapstand activeren met Fleet Manager II
via IntelliDoX
1. Gebruik Fleet Manager II om de slaapstand via een IntelliDoX-station te
activeren, en plaats de detector vervolgens in het geconfigureerde station.
De gebeurtenislogboeken worden opgehaald en de detector gaat in
slaapstand. Alle veiligheidsfuncties worden uitgeschakeld en de detector
kan verwijderd worden van het IntelliDox-station.
2. Om de detector te reactiveren, houd de knop ingedrukt tot een aftelklok
van 5 seconden wordt weergegeven, en houd vervolgens de knop ingedrukt
tot het lcd-scherm en de leds aan en uit gaan. De detector voert een
interne diagnostische test uit. Als de test succesvol is, wordt het soort
gas gedetecteerd en wordt de resterende gebruiksduur weergegeven.
De detector bevindt zich in de normale bedrijfstoestand.
3. Zie voor meer informatie de handleiding van het IntelliDoX-station en
Fleet Manager II softwareversie 4.0 of hoger.
S- en CO-detectors
2