Voorzorgsmaatregelen voor installatie
Lees vóór de installatie aandachtig de
voorzorgsmaatregelen in deze handleiding en
tref de voorbereidingen voor de installatie.
Opladers mogen alleen worden gedemonteerd en
geïnstalleerd door professionals met lokale
kwalificaties.
Zorg ervoor dat alle installatiewerkzaamheden juist
worden uitgevoerd om ongevallen zoals brand en
elektrische schokken te voorkomen.
Zorg ervoor dat het installatieoppervlak stevig
genoeg is om de oplader te ondersteunen. Voor de
muur wordt een draagvermogen van minstens 100
kg aanbevolen.
Controleer of de muur vlak is en houd voldoende
ruimte vrij rond de installatieplaats om een goede
ventilatie te garanderen.
Controleer of de muur groter is dan de
achterafdekking van de oplader.
Installeer bij de installatie van het product eerst de
aardingskabel. Verwijder bij het verwijderen van het
product de aardingskabel als laatste. Voer geen
werkzaamheden uit aan het product als er geen
correct geïnstalleerde aardingskabel is aangebracht.
Installeer of verwijder geen voedingskabels als de
stroom is ingeschakeld.
Controleer alvorens de upstream-RCBO in te
schakelen of de kabels correct zijn aangesloten op
de oplader.
Nadat de upstream-RCBO is ingeschakeld, mogen de
aansluitingen op de achterafdekking niet
rechtstreeks of met geleiders worden aangeraakt.
Gebruik kabels die voldoen aan de lokale
voorschriften en controleer of de isolatielaag
intact is.
Gebruik bij het installeren van het product een
schroevendraaier met het juiste aanhaalmoment om
de schroeven vast te draaien. Zorg er bij het gebruik
van een schroevendraaier voor dat u deze niet schuin
houdt en dat de momentfout niet groter is dan 10%
van de gespecificeerde waarde.
Controleer bij het leiden van voedingskabels of er
geen wikkeling of verdraaiing is.
Houd de kabels minstens 30 mm verwijderd van
warmteproducerende onderdelen of gebieden.
Voedingskabels mogen niet worden samengevoegd
of gelast. Gebruik indien nodig een langere kabel.
Dicht ongebruikte voedingskabelopeningen af met
rubberen pluggen nadat de installatie is voltooid.
Zorg ervoor dat de oplader correct is geaard.
Zorg ervoor dat de installatieplaats vrij is van
bronnen van sterke trillingen, schokken en
elektromagnetische storingen (een autowasplaats,
lasapparaat, vlamboogoven en fabrieken kunnen
bijvoorbeeld storingen op het elektriciteitsnet
veroorzaken).
In geval van kortsluiting mag de waarde van I²t bij
de EV-contactdoos van het laadstation niet
groter zijn dan 75.000 A²s.
Scan de QR-code om de installatievideo te verkrijgen.
6