19 Windsnelheidsalarm ingeschakeld
21 Vochtigheid binnen
23 Binnentemperatuur
9 Voor de ingebruikname
INSTRUCTIE
Vermijd aansluitingsfouten!
Om verbindingsproblemen tussen de apparaten te voorkomen, moeten bij de ingebruikname de vol-
gende punten in acht worden genomen.
1. Plaats het basisstation (ontvanger) en de sensor (zender) zo dicht mogelijk bij elkaar.
2. Stel de stroomvoorziening voor het basisstation in en wacht tot de binnentemperatuur wordt weer-
gegeven.
3. Zorg voor de voeding van de sensor.
4. Instellen/bedienen van het basisstation en de sensor binnen het effectieve zendbereik.
5. Zorg ervoor dat het basisstation en de radiosensor op hetzelfde kanaal zijn ingesteld.
Verwijder bij het vervangen van de batterijen altijd de batterijen in zowel het basisstation als de sensor
en plaats deze in de juiste volgorde terug, zodat de radioverbinding weer tot stand kan komen. Als
een van de twee apparaten via een netaansluiting wordt bediend, moet bij het vervangen van de bat-
terijen ook de netaansluiting voor dit apparaat kortstondig worden losgekoppeld. Als bijvoorbeeld al-
leen de batterijen in de sensor worden vervangen, kan het signaal niet of niet meer correct worden
ontvangen.
Opmerking: het werkelijke bereik is afhankelijk van de in het gebouw gebruikte bouwmaterialen en de
positie van de basiseenheid en de buitensensor. Externe invloeden (verschillende radiozenders en an-
dere storingsbronnen) kunnen het mogelijke bereik sterk beperken. In dergelijke gevallen raden wij
aan om andere locaties te vinden voor zowel de basiseenheid als de buitensensor. Soms is een ver-
schuiving van enkele centimeters al voldoende!
10 Instellen van de stroomvoorziening
Base unit
1. Verwijder het deksel van het batterijcompartiment.
2. Plaats de batterijen in het batterijvak. Controleer of de polariteit (+/-) van de batterij correct is.
3. Plaats het deksel van het batterijcompartiment terug.
4. Wacht tot de binnentemperatuur op het basisstation wordt weergegeven.
Windmeter
5. Schroef het bovenste deel van de behuizing los van het onderste deel.
6. Verwijder het deksel van het batterijvak van de onderkant van het bovenste behuizingsdeel.
7. Plaats de batterijen in het batterijvak. Controleer of de polariteit (+/-) van de batterij correct is.
8. Plaats het deksel van het batterijcompartiment terug.
9. Schroef het onderste deel van de behuizing aan het bovenste deel van de behuizing vast.
10 / 20
20 Windsnelheidsclassificatie (licht, matig, sterk,
storm)
22 Vochtigheidsalarm binnenshuis ingeschakeld
24 Binnentemperatuuralarm ingeschakeld