Instellingen
Spaarstand
De spaarstand inschakelen en de instellingen wijzigen voor de spaarstand.
• C PU-prestaties: instellen dat het apparaat het gebruik van bepaalde systeembronnen beperkt.
• S chermuitvoer: instellen dat de helderheid van het scherm wordt verminderd door het
apparaat.
• T rillingsreactie uitschakelen: instellen dat het apparaat de trilling uitschakelt wanneer u
toetsen aanraakt.
• I nformatie over spaarstand: ontdekken hoe het batterijgebruik kan worden verminderd.
Opslag
Geheugeninformatie van uw apparaat en geheugenkaart weergeven of een geheugenkaart
formatteren.
Als u een geheugenkaart formatteert, worden alle gegevens definitief van de kaart
verwijderd.
De feitelijk beschikbare capaciteit van het interne geheugen is minder dan de
gespecificeerde capaciteit, een gedeelte van het geheugen wordt namelijk gebruikt
door het besturingssysteem en de standaardapplicaties. De beschikbare capaciteit kan
veranderen wanneer u het apparaat upgradet.
Beveiliging
De instellingen voor de beveiliging van het apparaat wijzigen.
• A pparaatbeheerders: de apparaatbeheerprogramma's weergeven die op uw apparaat zijn
geïnstalleerd. U kunt toestaan dat apparaatbeheerders een nieuw beleid op uw apparaat
toepassen.
• O nbekende bronnen: het apparaat instellen om de installatie van applicaties van onbekende
bronnen toe te staan.
• A pparaat coderen: een wachtwoord instellen voor versleuteling van gegevens die op het
apparaat zijn opgeslagen. Elke keer als u het apparaat aanzet, moet u dit wachtwoord ingeven.
Laad eerst de batterij op voordat u deze instelling activeert. Versleuteling van uw gegevens
kan meer dan een uur duren.
• E xterne SD-kaart coderen: instellen dat het apparaat alle bestanden op een geheugenkaart
codeert.
Als u met deze instelling ingeschakeld besluit tot resetten van de standaardwaarden, zal het
apparaat de versleutelde bestanden niet meer kunnen lezen. Schakel deze instelling dus
altijd uit voordat u het apparaat reset.
145