3. Installatie
3.1. Installatie-eisen
Houd voor plaatsing van het systeem rekening met het volgende:
De ventilator dient aan een stevige plafond- of dakconstructie
●
gemonteerd te worden.
-
Het ophangpunt aan het plafond moet een gewicht van
minimaal 65 kg kunnen dragen en moet rigide (niet
bewegend) zijn.
Nabij de ventilator dient een
●
(motorbeveiligings-)werkschakelaar gemonteerd te worden
i.v.m. onderhouds of controle werkzaamheden.
De waaierbladen van de ventilator dienen hoger dan 2.8 meter
●
gemonteerd te worden.
Onder normale bedrijfsomstandigheden mag niemand bij de
●
draaiende delen van het apparaat kunnen
komen, zonder daar een bewuste handeling voor te doen zoals:
-
Het demonteren van een beschermrooster
-
Het afschakelen van een (motorbeveiligings-)
werkschakelaar
-
Het uitnemen van een voedingsstekker
-
Zolang iemand (onderhouds) werkzaamheden aan het
apparaat verricht, diegene controle heeft (zichtbaar) over
de elektrische voeding van het apparaat.
De ventilator is niet geschikt voor natte of vochtige ruimtes.
●
4
3.2. Montage
ä
Let op!
Het apparaat kan alleen verticaal hangend gemonteerd worden.
Houd er bij de positionering van ventilatie-unit rekening mee dat
er ook voldoende ruimte wordt vrij gehouden om service te
verlenen.
1.
Indien nodig kan de ophangbuis ingekort worden tot minimaal
15 cm. Zaag de buis recht en zonder scherpe kanten op de juiste
lengte.
2. Schuif eerst de bovenste kap over de buis tot de kunststof
ophangkogel. Daarna de onderste kap. Zet de onderste kap
losjes met het borgschroefje vast.
3. Duw de motordraden door de buis. Indien het lastig is om de
draden langs de borgpen van de kogel te duwen kan deze
eenvoudig gedemonteerd worden. Draai wel daarna het
borgschroefje weer vast.
4. Duw nu de buis in de adapter op de motor en monteer de
borgpen en de splitpen. Zorg er voor dat de draden niet
beschadigen.
5. Schuif de onderste kap naar beneden tot deze de ronde schijf
raakt en draai het borgschroefje vast.
6. Schroef de plafondplaat, waarbij reeds 2 van de 4 schroefjes
aan de zijkant losjes gemonteerd zijn, op een stevig gedeelte
van het plafond. Wanneer dit onzeker is, gebruik dan houten
ophangbalken van minimaal 5 bij 10 cm. Tevens kunnen nu de
fase, nul en aarde draden (zorg dat deze nog spanningsvrij
zijn!), op het aansluitblokje worden aangesloten.
7. De haak aan de plafondplaat dient om de, reeds gedeeltelijk
gemonteerde, ventilator aan op te hangen, om zo gemakkelijk
de draden aan het aansluitblokje op de plafondplaat te kunnen
aansluiten. Een van de gaten aan de bovenzijde van het
bovenste kapje kan dienen om aan de haak te hangen.
8. Sluit de motor-draden op het aansluitblokje aan. Zorg ervoor
dat de draden, wanneer de kap naar boven gedrukt wordt, niet
klem komen te zitten.
9. Neem voorzichtig de ventilator weer van de haak. Overtuig u er
van dat het nokje van de kap zorgvuldig in de sleuf van de
ophangkogel zit. Dit voorkomt het draaien van de ophangbuis bij
het starten van de ventilator. Schuif nu de kap over de
plafondplaat en gebruik de 2 schroefjes en de bajonetvormige
sleufjes om de kap snel vast te kunnen zetten. Zet meteen
daarna de 4 schroeven goed vast.
10. Monteer de waaierbladen. Zorg dat de bladen niet buigen, dat
geeft direct onbalans.
11. Sluit desgewenst een regelaar aan volgens bijbehorende
schema.