2.
De begeleider staat al op de stoep en zorgt ervoor dat de rolstoel met de
achterwielen tegen de stoep aanstaat. Vervolgens dient de gebruiker
achterover te leunen, waardoor de rolstoel kantelt en de begeleider de rolstoel
achterwaarts de stoel op kan trekken. De begeleider dient ervoor te zorgen dat
de zwenkwielen zich boven de stoep bevinden voordat deze de rolstoel kan
laten zakken.
Waarschuwing:
Rij niet tegen de stoepranden op!
De stoep afgaan:
De begeleider dient de rolstoel voorwaarts naar de stoeprand toe te rijden.
Vervolgens dient de gebruiker achterover te leunen waardoor de begeleider de
rolstoel kan kantelen tot deze in balans is. Wanneer de rolstoel in balans is kan de
begeleider de rolstoel langzaam de stoep laten afrijden. Wanneer de rolstoel van de
stoep af is kan de begeleider de rolstoel laten zakken tot de zwenkwielen weer op de
grond staan.
4.3 Het op- en afgaan van hellingen
Controleer een helling altijd eerst op gaten of gladheid en ongelijke oppervlakken
voordat u de helling op of af rijdt.
Waarschuwing:
Plaats nooit extra gewicht aan de rugleuning van de rolstoel wanneer u de
helling opgaat, hierdoor zal de rolstoel achterover kantelen.
Eerder in deze handleiding is vermeld dat u er ten alle tijden voor dient te zorgen
dat de voetsteunen minimaal 7 cm van de grond af zijn. Dit omdat u dan niet vast
kunt komen te zitten aan het einde van de helling met de voetsteunen in de hoek van
de helling.
4.4 Op- en afgaan van trappen
Trappen vormen voor rolstoelgebruikers een van de grootste obstakels. Echter met
de hulp van twee begeleiders is het mogelijk om trappen op en af te gaan. U en uw
begeleiders dienen zich er echter wel van bewust te zijn dat er een behoorlijk
gewicht verplaatst moet worden.
~ 9 ~
© 2013 VAN OS MEDICAL B.V., Koperslagerij 3, 4651 SK, Steenbergen, Nederland
Tel. +31-(0)167-573020, Fax +31-(0)167-573381, E-mail: info@vanosmedical.nl,
Gebruikershandleiding
www.vanosmedical.nl