Opnemen van uw spel op het toetsenbord
■ Ondersteunde spoordata
Hieronder volgt een omschrijving van de data die
opgenomen kunnen worden naar elk type spoor.
Systeemspoor, Sporen 01 tot en met 16
Toetsenbordnoten, toetsenbordtooninstelling (hoofd)
en pedaalbewerkingen
Alleen systeemspoor
Laag, splitsing, octaafverschuiving, nagalm, zweving,
toetsenbord temperament, tempo, automatische
begeleidingsweergave, automatische harmonisatie,
één-toets vorkeuze, muziekvoorkeuze,
*1 Alleen oproepen
*2 Het volumeniveau van de automatische begeleiding
en de transponeerinstelling van de opgeroepen data
wordt niet opgenomen in de opname.
1.
Neem het eerste onderdeel op naar het
systeemspoor.
• Volg de procedure onder "Opnemen of weergeven
van een enkele melodie" (pagina D-34) of "Opnemen
of weergeven van meerdere melodieën" (pagina
D-35) om het systeemspoor op te nemen.
2.
Ga d.m.v. de
9
(RECORDER) toets door de
standen van de recordermodi totdat de
RECORDER indicator knippert
(opnamemodus).
Knipperen: Opnamemodus
3.
Houd de
bs
(FUNCTION) toets ingedrukt en
druk op de
9
(RECORDER) toets.
Hierdoor wordt het spoorselectiescherm getoond.
bt
Selecteer d.m.v. de
als volgende wilt opnemen (T01 tot en met T16).
Druk na het selecteren van een spoor op de
toets om het spoorselectiescherm te verlaten.
Spoornaam
Systeemspoor
Sporen 01 tot en met 16
D-36
*1
registratie
w
q
(
,
) toetsen het spoor dat u
cs
(EXIT)
Display
Sys
T01 tot en met T16
4.
Selecteer de toon van het onderdeel dat u wilt
opnemen naar het spoor.
5.
Druk op de
Hierdoor wordt de weergave gestart van wat u naar het
systeemspoor opgenomen heeft samen met de opname
van het op dat moment geselecteerde spoor. Speel wat
u wilt opnemen naar het huidige spoor samen met de
weergave van het systeemspoor.
6.
Druk nogmaals op de
toets om de opname te stoppen.
*1*2
Hierdoor wordt de weergavemodus ingeschakeld.
Druk nogmaals op de
spoor te spelen dat u zojuist heeft opgenomen. Telkens
bij indrukken van
weergave gestart en gestopt.
• U kunt de volgende procedure gebruiken om
specifieke sporen in (weergave geactiveerd) en uit
(weergave gedeactiveerd) te schakelen. Hierdoor is
het mogelijk om alleen naar het gewenste spoor (de
gewenste sporen) te luisteren bij het opnemen van
een nieuw spoor.
(1) Houd de
druk op de
Hierdoor wordt het melodieselectiescherm
getoond.
(2) Druk eenmaal op de
Hierdoor wordt het spoor aan/uit scherm
getoond.
(3) Selecteer d.m.v. de
gewenste spoor en druk vervolgens op de
(ENTER) toets om het in of uit te schakelen.
7.
Herhaal de stappen 2 tot en met 6 zoals
benodigd om alle gewenste sporen op te
nemen.
6
(START/STOP) toets.
6
(START/STOP)
6
(START/STOP) toets om het
6
(START/STOP) wordt de
bs
(FUNCTION) toets ingedrukt en
9
(RECORDER) toets.
dk
(i) toets.
(w, q) toetsen het
bt
dl