Instructies voor de LCD interface
Nadat het apparaat is aangezet, zal het de temperatuur, de luchtvochtigheid en de dauwpunt temperatuur
detecteren en deze waarden rechts bovenaan op de display tonen. Druk op de MODE-toets en scroll door de
verschillende functies voor temperatuur, luchtvochtigheid en dauwpunt temperatuur.
Laat het apparaat zich op het te meten voorwerp instellen, verwijder de detector langzaam en lees de
temperatuur van het voorwerp af. Als de temperatuur tussen de omgevingstemperatuur en de dauwpunts
temperatuur ligt, zal het LCD-scherm de D-waarde met de omgevingstemperatuur simuleren.
Het apparaat kan de schimmel detecteren als de gemeten temperatuur tussen 1/3 van het bereik van de
omgevingstemperatuur tot het dauwpunt ligt, het groene lichtje gaat branden, waaruit blijkt dat de temperatuur
en de de luchtvochtigheid normaal zijn.
Als de gemeten temperatuur zich tussen 2/3 van het bereik van de omgevingstemperatuur tot het dauwpunt
bevindt, gaat het gele lichtje branden, wat betekent dat op deze plek schimmel kan zijn.
Als de gemeten temperatuur zich boven een bereik van 2/3 van de omgevingstemperatuur tot het dauwpunt
bevindt, gaat het rode lichtje branden, wat betekent dat deze plek al schimmel heeft.
Bijvoorbeeld:
Nadat het apparaat is aangezet is de gemeten omgevingstemperatuur 25 ºC, de relatieve
omgevingstemperatuur is 13.8.
Groen licht
Geel licht
Rood licht
Gebruiksaanwijzingen
Batterijstatus
Laser symbool
Symbool temperatuur eenheden
Indicatie
emissieniveau
Dauwpunt
temperatuur
De gemeten temperatuur ligt tussen (25-
21.2) ºC
De gemeten temperatuur ligt tussen (21.3-
17.4) ºC
De gemeten temperatuur ligt tussen (17.5-
13.8) ºC
www.pcebrookhuis.nl
3