Installatie
Deze sectie bevat informatie over het installeren van de
camera's.
Installatieomgeving
Tijdens het installeren van uw product moet u rekening
houden met het volgende:
Elektrische bedrading: wees voorzichtig bij de installatie
•
van de elektrische bedrading. Laat dit altijd uitvoeren
door een gekwalificeerde monteur. Gebruik altijd een
geschikte PoE-schakeleenheid, of 24 VDC UL Klasse 2
of CE-gecertificeerde voedingsbron voor de voeding van
de camera. Zorg ervoor dat er geen overbelasting
optreedt bij de voedingskabel of de adapter.
Ventilatie: de locatie waar de camera wordt
•
geïnstalleerd, moet goed geventileerd zijn.
•
Temperatuur: gebruik de camera niet indien de
opgegeven waarden voor temperatuur, vochtigheid of
voedingsbron worden overschreden. De bedrijfs-
temperatuur van de camera ligt tussen -40 en 60°C (-40
to140°F). De vochtigheid is lager dan 90%.
•
Vocht: stel de camera niet bloot aan regen of vocht, en
gebruik de camera niet in natte omgevingen. Schakel de
stroom onmiddellijk uit als de camera nat is en laat de
camera door een gekwalificeerde monteur nakijken. Door
vocht kan de camera beschadigd raken en kan het risico
op een elektrische schok ontstaan.
•
Onderhoud: probeer nooit zelf onderhoud aan de
camera uit te voeren. Elke poging om de deksels van dit
product te demonteren of te verwijderen, doet de garantie
vervallen en kan tevens leiden tot ernstig lichamelijk
Installatiegids
3