▪
Verwijder het gereedschap door deze handelingen in omgekeerde volgorde/richting uit te
voeren.
7.2
IN- en UITschakelen (Fig. 1)
▪
Sluit de stekker aan op een stopcontact. Het powerlampje (9) brandt totdat de stekker van
het gereedschap uit het stopcontact wordt gehaald.
▪
Start het gereedschap door de AAN/UIT-trekkerschakelaar (4) in te drukken.
▪
Laat de AAN/UIT-schakelaar los om het gereedschap te stoppen.
▪
Wanneer u de vergrendelknop (6) indrukt terwijl de AAN/UIT-schakelaar ingedrukt is,
wordt de AAN/UIT-schakelaar in de AAN-stand gehouden.
▪
Druk nogmaals op de AAN/UIT-schakelaar (4) om dan het gereedschap uit te schakelen.
7.3
Voorwaarts/achterwaarts-hendel (Fig. 2)
▪
De voorwaarts/achterwaarts-hendel (3) wordt gebruikt om de draairichting van de boorkop
in te stellen.
▪
Om de voorwaartse draairichting te selecteren, laat u de AAN/UIT-schakelaar (4) los en
duwt u de voorwaarts/achterwaarts-hendel naar de rechterkant (R) van het gereedschap.
Om de achterwaartse draairichting te kiezen, duwt u de hendel naar de linkerkant (L) van
het gereedschap.
NOTA: wanneer u de stand van de hendel verandert, moet u er zeker van
zijn dat de AAN/UIT-schakelaar werd losgelaten en dat de motor stilstaat.
7.4
Regelbare snelheid (Fig. 3)
Dit gereedschap is uitgerust met een instelwieltje (5) voor de snelheidsregeling. De snelheid
verhoogt wanneer u het naar de "+"-richting draait en verlaagt wanneer u het naar de "-"-
richting draait.
7.5
Boren/klopboren-keuzeschakelaar (Fig. 4)
De keuzeschakelaar voor het boren of klopboren bevindt zich aan de bovenkant van deze
klopboormachine.
▪
Duw de keuzeschakelaar voor het boren/klopboren (2) in de "
klopboorfunctie te kiezen.
▪
Duw de keuzeschakelaar voor het boren/klopboren in de boorstand " " om voor het boren
te kiezen.
7.6
Hulphandgreep (Fig. 5)
De hulphandgreep (7) zorgt voor extra controle, ondersteuning en begeleiding tijdens het
boren.
▪
Schuif de houder van de hulphandgreep over de boorhouder van het toestel.
▪
Draai de hulphandgreep in de gewenste stand en draai hem stevig vast.
7.7
Diepteaanslag (Fig. 6)
De diepteaanslag wordt gebruikt om de maximale boordiepte te beperken.
▪
Draai de hulphandgreep los (7).
▪
Steek de diepteaanslag (8) in het gat in de houder van de hulphandgreep.
▪
Stel de diepteaanslag in op de gewenste diepte.
▪
Draai de hulphandgreep weer stevig vast.
7.8
Correct gebruik van het gereedschap
▪
Plaats uw wijs- en middenvinger op de AAN/UIT-schakelaar (4).
▪
Gebruik de hulphandgreep (7) waar mogelijk om extra controle te verwerven en
vermoeidheid te voorkomen.
▪
Gebruik voor hout spiraalboren, speedboren, slangeboren of een gatenzaag.
Copyright © 2021 VARO
POWE10035
P a g i n a
| 6
"-stand om voor de
www.varo.com
NL