8.2.7 Montage opbouwschacht en putdeksels
Afbeelding 10.
•
Gebruik voor hoogteuitvulling tussen dekplaat en put-
deksels altijd AQUAFIX opzetstukken met zoekrand, die
in verschillende hoogtes uit voorraad leverbaar zijn.
•
In het belang van een waterdichte schacht en een goede
spreiding van de verkeerslasten is het niet toegestaan
op een andere wijze het hoogteverschil te overbruggen.
•
De verbindingen tussen opzetstukken, dekplaat en
putdelselvoet dienen met een krimpvrije montagemor-
tel ge maakt te worden, zodat er een goed hechtende
waterdichte verbinding ontstaat.
•
De overblijvende voegen dienen dichtgezet te worden
met een vetzuurbestendige mortel of voegenkit.
•
Als de opbouwschacht is gemaakt dienen evt. mortel-
resten uit de afscheider te worden verwijderd.
•
Leg de putdeksels op maar zorg eerst dat de inleg-
randen vrij zijn van zand en andere vervuiling.
•
Vul de afscheider met schoon water tot het water door-
stroomt naar de controleput.
•
Het aanvullen van de bouwput mag pas gebeuren als
de naden van de opbouwschacht volledig uitgehard zijn.
LET OP!
Het is niet toegestaan meer dan 4 voegverbindingen per
opbouwschacht te maken, ook blijft de opbouwschacht-
hoogte met een diameter van ø625 mm beperkt tot een
max. hoogte van 45 cm. Indien een hogere schachtop-
bouw noodzakelijk is, dan dient deze vanaf de bovenste
45 cm over te gaan naar een diameter van ø800mm.
De waterdichtheid van de voegen valt onder de verant-
woordelijkheid van uitvoerende de aannemer of
installateur.
8.2.8 Vullen met water en controle op waterdichtheid
Vullen met water
•
Vul de afscheider met schoon water tot het water
doorstroomt naar de controleput.
TIP!
Wij adviseren u voor het aanvullen van de bouwput altijd
te controleren of de verbinding tussen dekplaat en de
voegverbindingen van de toegangsschacht(en) water-
dicht zijn. Eventuele lekkages kunnen dan nog verholpen
worden.
970100105 Handleiding Vetafscheiderinstallatie beton Euromal+ • ©2009 AQUAFIX MILIEU BV. • 08.11.2010
Controle op waterdichtheid
•
•
1. dekplaat
2. opzetstuk
•
3. 5-10 mm
montagemortel
•
4. voegenkit
5. putdeksel
•
•
•
8.2.9 Aanvullen van de bouwput
•
•
•
•
•
•
•
Controle op waterdichtheid mag pas gebeuren als de
voegen van de opbouwschacht volledig uitgehard zijn.
Plaats in de verticale inlaatbuis en in de inlaat van de
controleput een gasblaas om de in en uitlaat af te sluiten.
Vul de afscheider met schoon water tot boven de
bovenste voeg.
Inspecteer alle voegen en verbinding op lekkages.
Zogenaamde "zweetplekken zijn toegestaan,
druppelvorming absoluut niet.
Lekkages dienen te allen tijde gerepareerd en opnieuw
gecontroleerd te worden.
Als na 24 uur geen lekkages zijn vastgesteld mogen de
verbindingen als waterdicht beschouwd worden.
Verwijder de gasblazen uit in- en uitlaat en laat het
waterniveau tot op het normale rustniveau zakken,
de bouwput kan nu worden aangevuld.
Leg de putdeksels op maar zorg eerst dat de inleg-
randen vrij zijn van zand en andere vervuiling.
Het aanvullen van de bouwput mag pas gebeuren als
de naden van de opbouwschacht volledig uitgehard zijn.
Controleer voor het aanvullen of de putdeksels goed
sluitend zijn opgelegd.
Vul de bouwput in lagen van 50 cm. aan met zand.
Elke laag dient voor aanbrengen van de volgende laag
mechanisch verdicht te worden.
Vul de bouwput op deze wijze aan tot aan het maaiveld
cq. bestratingspeil.
Er kan tegen de dekselrand aan bestraat worden.
Pag. 13