Condensatiemodus
De condensatiefunctie waarschuwt de gebruiker wanneer de oppervlaktetemperatuur zoals
opgemeten door de IR thermometer zich dichtbij de dauwpunttemperatuur bevindt of deze
heeft bereikt.
1.
Druk op de
knop om de meter aan te zetten.
2.
Druk tegelijkertijd op de MOIST/REL en RH knoppen. Het "COND" symbool verdwijnt.
3.
Richt de meter naar een oppervlak, druk op de IRT knop om de
oppervlaktetemperatuur te meten. Het kleine display geeft de IR
oppervlaktetemperatuur weer en het grote display geeft het verschil weer tussen de
IR temperatuur en de dauwpunttemperatuur.
4.
De meter zal dan het potentieel voor condensatie op dit oppervlak op de volgende
manier rapporteren
• Als de temperatuur van de IRT meer dan 14°C (25°F) boven het dauwpunt is,
wordt het temperatuurverschil weergegeven, zonder andere waarschuwing.
•
Als de temperatuur van de IRT tussen de 3 en 14°C (5-25°F) boven het dauwpunt
is, wordt het temperatuurverschil samen met een standaard condensatie-
indicatiesymbool weergegeven. De meter zal eenmaal beepen om te bevestigen
dat de meting in het risicogebied is.
•
Als de temperatuur van de IRT lager dan 3°C (5°F) boven het dauwpunt is, wordt
het temperatuurverschil samen met een knipperend condensatie-indicatiesymbool
weergegeven. De meter zal tweemaal beepen om te bevestigen dat de meting in
het hoog risicogebied is.
5.
Druk op de RH knop om de modus te verlaten.
Dampdrukmodus
1.
Met de condensatiemodus actief, druk op de MODE knop om de dampdruk in mBAR
(°F) of kPa (°C) weer te geven.
2.
Druk op de MODE knop om de dampdrukmodus te verlaten.
Instellen van de alarm hoge en lage grens
Hoge en lage alarmpunten kunnen ingesteld worden voor luchtvochtigheids- en
vochtigheidsmetingen.
Instelprocedure voor luchtvochtigheidsalarm:
1.
Met RH% weergegeven, druk tegelijkertijd op de RH en de MODUS knoppen.
2.
Het "HIGH" symbool verschijnt op het display.
3.
Druk op de ▲of ▼knop om de gewenste bovengrens in te stellen.
4.
Druk op de ALARM SET knop om de waarde op te slaan en stel dan de LAGE waarde in.
5.
Met het "LOW" symbool in het display, druk op de ▲of ▼knop om de gewenste
ondergrens in te stellen.
6.
Druk op de ALARM SET knop om de waarde op te slaan en keer dan terug naar de
normale modus.
7.
Als de luchtvochtigheidsmeting lager is dan de lage alarminstelling of hoger dan de
hoge alarminstelling, zal de meter een maal per seconde beepen.
Instelprocedure voor vochtigheidsalarm:
1.
Met MOIST weergegeven, druk tegelijkertijd op de MOIST/REL en de MODUS
knoppen.
2.
Het "HIGH" symbool verschijnt op het display.
3.
Druk op de ▲of ▼knop om de gewenste bovengrens in te stellen.
4.
Druk op de ALARM SET knop om de waarde op te slaan en stel dan de LAGE waarde in.
5.
Met het "LOW" symbool in het display, druk op de ▲of ▼knop om de gewenste
ondergrens in te stellen.
6
MO290-EU V3.0 3/09