7
|
Elektrische installatie
7.5 Elektrische bedrading aansluiten op de communicatiebox
a
Mantel
b
Draai de draden ineen voordat u ze aansluit.
c
Sluit aan op X1M.
d
Ronde krimpklem
e
Isolatiekous
f
Kabel
g
Ronde krimpklem
h
Open deel
i
Schotelring
j
Bedradingsinlaat
k
Transmissiebedrading (RS‑485 zwakstroom) naar het monitoringsysteem (let op de polariteit)
l
Transmissiebedrading (DIII zwakstroom) naar buitenunit (geen polariteit)
m
Voedingskabel en aardingskabel (koper)
n
Kabelklem
o
Kabelbinder
p
Bedrading
Montagehandleiding
20
WAARSCHUWING
▪
▪
▪
Zie ook
"7.1 Algemeen overzicht van de lokale
1 Steek de bedrading in de inlaatopening van de onderkant van de
communicatiebox.
a
Inlaatopening
2 Verwijder de mantel van de transmissiekabels.
3 Draai de transmissiekabels ineen.
4 Sluit de elektrische voeding aan op de klemmenstrook (X1M) van de
communicatiebox.
a
7±2 mm
n
o
p
5 Sluit de aardingskabel aan op de aardingsklem.
6 Sluit
de
"7.6 Transmissiebedrading
De elektrische bedrading mag NIET in de weg zitten van het deksel van de
communicatiebox. Als het deksel van de communicatiebox niet goed wordt
aangebracht, kan dit leiden tot een elektrische schok, brand of oververhitting van
de klemmen.
Sluit de draden van de elektrische voeding NIET aan op de klemmenstrook voor
de transmissiebedrading. Een verkeerde aansluiting is heel gevaarlijk, leidt tot
schade en mogelijk uitbranden van de elektrische componenten.
Gebruik GEEN gevlochten geleiders afgewerkt met soldeersel. Losse draden of
andere problemen kunnen abnormale verhitting veroorzaken.
a
A1P
j
k
≥50 mm
l
transmissiebedrading
aansluiten" [
4
bedrading" [
17].
d
X1M
e
c
f
b
A2P
j
m
n
o
p
aan
zoals
4
21].
i
g
h
beschreven
in
BRR9B1V1
Communicatiebox
4P617761-1 – 2020.04