2 Lokatie uitmonding
"Afstand" = minimale afstand die nodig is om de uitlaat te
positioneren om nadelige effecten te voorkomen ten aanzien
van;
1.
Een ventilatieopening van een gebruikte kamer, toilet of
badkamer
2.
Aanvoer van verwarmde lucht, als de aanvoer door een
gebruikte kamer stroomt.
3.
Een raam dat kan worden geopend en zich in de buurt van
een gebruikte kamer, toilet of badkamer bevindt.
Om nadelige effecten te voorkomen
Op hetzelfde dakniveau
Op een ander dakniveau
Op een lager geplaatste muur
Op een hoger schuin oppervlak
Waarbij;
* =
Indien de vereiste afstand niet haalbaar is, hebben de
regels ten aanzien van de uitlaatpositie voorrang.
** =
Indien de uitlaat minimaal een meter hoger wordt
geplaatst dan de inlaatopening, of een raam dat kan
worden geopend.
*** =
Indien de vereiste afstand niet haalbaar is, moet de
uitlaat minimaal een meter boven de hoogste gevel/
het hoogste dak worden geplaatst.
I
F
J
I N STA L L AT I E H A N D L E I D I N G
Afstand:
Uitlaat 1,2 of 3
> 6m *
> 3m * en **
> 2m *
> 6m ***
Q
Q
J
A
B
Afm.
A*
Direct onder een opening, ventilatiesteen,
Boven een opening, ventilatiesteen, openslaand
B
Naast een opening, ventilatiesteen, openslaand
C
D
E
F
Onder balkons of daken van open garages
G
Vanaf een verticale afvoerpijp
H
Vanaf een binnen- of buitenhoek
I
Bovengronds dak- of balkonniveau
J
Vanaf een oppervlak tegenover het uiteinde
K
Vanaf een uiteinde tegenover het uiteinde
Vanuit een opening in de open garage (bijv. deur,
L
M
Verticaal vanuit een uiteinde aan dezelfde wand
N
Horizontaal vanuit een uiteinde aan dezelfde wand
P
Vanaf een verticale structuur op het dak
Q
Boven het snijpunt met het dak
P
Q
D,E
C
H
H
Afbeelding 2.1 - Afvoerlocatie bij wandmontage
7
Positie uiteinde
openslaand raam enz.
raam enz.
raam enz.
Onder goten of afvoerpijpen
Onder dakranden
raam in de woning)
Q
N
M
K
Afstand
(mm)
600
300
400
300
300
600
300
600
300
600
600
1200
1500
300
600
150