GA-1 Vetalarm
Installatie- en bedieningsinstructies
4
PROBLEEMOPLOSSING
Probleem:
Mogelijke
oorzaak:
Remedie:
Probleem:
Mogelijke
oorzaak:
Remedie:
Probleem:
Mogelijke
oorzaak:
Remedie:
Auteursrecht © 2015 Aquafix Milieu B.V.
Wij behouden het recht voor tot wijzigingen zonder voorafgaande kennisgeving
Geen alarm wanneer sensor zich in vet of water bevindt, of het alarm
gaat niet af
Sensor is verontreinigd.
1. Reinig de sensor en controleer nogmaals de werking.
De volgende werkzaamheden mogen uitsluitend door
een gekwalificeerde monteur worden uitgevoerd!
LED-indicator VOEDING is uit
Toestel krijgt geen voedingsspanning.
1. Controleer of de scheidingsschakelaar voor de voeding niet is
uitgeschakeld.
2. Meet de spanning tussen de polen N en L1. Deze moet 230 VAC +
10% zijn.
LED-indicator voor DEFECT is aan
De stroom in het sensorcircuit is te laag (kabelbreuk of connector los) of te
hoog (kortsluiting in kabel). Ook de sensor kan defect zijn.
1. Zorg dat de sensorkabel correct op de regeleenheid GA-1 is
aangesloten.
2. Meet afzonderlijk de spanning tussen de polen 7 en 8. De spanning
moet liggen tussen 7,0 – 8,5 V. Opmerking! De spanning wisselt tussen
de sensorconnectors met intervallen van 1 seconde.
3. Meet de sensorstroom wanneer de sensor zich in de lucht of in vet
bevindt.
De gemeten stroom moet 7,0 – 8,5 mA zijn.
4. Meet de stroom wanneer de sensor zich in water bevindt. De gemeten
stroom moet 2,5 – 3,5 mA zijn.
Als het probleem niet aan de hand van de bovenstaande instructies kan
worden opgelost, neem dan contact op met de servicedienst van Aquafix
Milieu B.V.
8/11