6.5 Aansluiten van de voedingskabel op de aansluitklemmen
De fase draden aansluiten op de aangegeven L1 / L2 / L3 aansluitklemmen
(4 tot 5 Nm).
De Nul draad aansluiten op de aangegeven nul klem (blauw)
(4 tot 5 Nm).
De afscherming / aardedraad aansluiten op gecodeerde aarde klem (Groen)
(4 tot 5 Nm).
T 1.6
L1 - L2 - L3 - N -
6.6 Aansluiten van de aardpen/aarddraad
Monteer de aarddraad van de aansluitkabel aan het aangegeven aardpunt
(aardklem).
Indien er een aardpen is geslagen verbind deze met de aardklem, tekening
1.1.
De volledige aarding geheel uitvoeren volgens de geldende richtlijnen
NEN1010 /EU/35.
6.7 Cilinderslot vervangen
Maak de laadzuil altijd spanningsvrij en lees de
gebruiksaanwijzing voordat u onderhoud of storingen gaat
behandelen.
1. Verwijder met inbus 2,5 het afdekplaatje wat het slot vrij van zand en vuil
houdt.
2. Steek de sleutel in het rechter slot en draai de sleutel met de klok mee.
3. Draai de twee sloten met omhulsel tegen de klok in 90˚.
4. Lift de deksel (voorkant met slot) omhoog en van de zuil af.
Voedingsklemmen
4 tot 5 Nm
Borgklem 24
Max 3 Nm
Borgklem 56
11