Gebruik van het toestel
1.
Verwijder de afdekkapjes van het objectief (4) en van de lens van de hoogvermogen
IR- schijnwerper (5).
2.
Schakel de nachtkijker in met de schakelaar "ON" (6), het groene controlelampje moet
nu gaan branden. Bij een te lage batterijspanning knippert het groene controlelampje.
Als de batterijen leeg zijn knippert het rode controlelampje.
3.
Richt het toestel op een object dat zich op een afstand van 20-30 m bevindt.
4.
Regel nu de gevoeligheid van het toestel ( gevoeligheid wordt voor de helderheid van
het beeld bepaald) door de regelaar (11) te draaien.
5.
Draai nu aan het oculair (7) en het objectief (4) voor een scherp beeld. Bij het
inschakelen van het toestel wordt de extra- IR- schijnwerper voor korte afstanden
automatisch ingeschakeld. Om de hoofd- IR- schijnwerper in te schakelen drukt u op
de toets "IR" (8). Stel met behulp van de toetsen "+" (9) of "-" (10) (indrukken en
vasthouden) de IR- schijnwerper optimaal in. Door de verlichtingssterkte vooraf goed in
te stellen kunt u langer ononderbroken uw werkzaamheden verrichten. Als het toestel
op een object van tenminste een afstand van 15 m scherpgesteld wordt, zal het
straalpunt van de hoofd- IR- schijnwerper in het oculair naar het rechter gedeelte van
het scherm verschoven worden.
6.
Bij het veranderen van de observatie- afstand kunt u alleen door het draaien van het
objectief (4), de instelling van de regelaar voor de gevoeligheid en het kiezen van de
hoofd- IR- schijnwerper, een optimaal beeld bereiken. Het oculair hoeft verder niet
ingesteld te worden, deze is reeds individueel ingesteld.
7.
Voor het weergeven van de beelden op een externe monitor en video-opnamen, sluit u
de videokabel aan op de video-uitgang (12). Voor het aansluiten op de
stroomverzorging in een voertuig, gebruikt u hiervoor de aansluiting (13). Voor het
aansluiten aan het stroomnet, gebruikt u een netadapter.
Let op de polariteitaanduiding aan de binnenkant van het batterijvakdeksel.
Opmerking; als er batterijen geplaatst zijn en er is ook een externe voeding
aangesloten en ingeschakeld, gebruikt het toestel de externe voeding. Als de externe
voeding uitgeschakeld wordt, kan het toestel overgeschakeld worden op
batterijwerking door op de toets "ON" te drukken.
5