Inbouw
2. Inbouw
De veiligheidstemperatuurbewaking STW
wordt altijd in combinatie met een regelven-
tiel of voor een temperatuurregelaar
TR/STW in de installatie ingebouwd.
De veiligheidsthermostaat kan voor of na
de inbouw van het bijbehorende ventiel op
het ventielhuis worden gemonteerd. Daar-
voor moet de thermostaat op het ventielli-
chaam worden geplaatst en moet de wartel-
moer met een aandraaimoment van 20 Nm
worden aangedraaid.
Bij de inbouw moet erop worden gelet, dat
de toelaatbare omgevingstemperatuur van
50 °C niet wordt overschreden.
2.1 Inbouw van het ventiel
Het ventiel moet in horizontale leidingen
worden ingebouwd met naar beneden wij-
zende thermostaat.
De doorstroomrichting moet overeenkomen
met de pijl op de behuizing.
2.2 Vuilfilter
Om ervoor te zorgen dat door het medium
meegevoerde vervuiling zoals bijv. laskor-
rels het optimaal functioneren en vooral de
optimale afsluiting van het ventiel niet nade-
lig kunnen beïnvloeden, moet er altijd voor
het regelventiel een vuilfilter (SAMSON type
1 NI) worden ingebouwd.
Het patroon van het vuilfilter moet naar be-
neden wijzen, er moet op worden gelet dat
er voldoende plaats is voor het uitbouwen
van het patroon.
4
EB 2183 NL
2.3 Aanvullende montagewerk-
zaamheden
Het verdient aanbeveling voor het filter en
achter de begrenzer resp. regelaar een
handafsluitventiel in te bouwen, om de in-
stallatie tijdens reinigings- en onderhouds-
werkzaamheden en bij langere bedrijfspau-
zen te kunnen isoleren.
Ter controle van het ingestelde setpoint
(grenswaardetemperatuur) verdient het aan-
beveling, in de buurt van de sensor een ther-
mometer in te bouwen, welke in het te rege-
len medium steekt.
2.4 Inbouw van de temperatuur-
sensor
Opgelet!
Thermostaat en arbeidslichaam met verbin-
dingsleiding en temperatuursensor mogen
niet van elkaar worden gescheiden.
De inbouwpositie van de temperatuursensor
hangt af van de uitvoering van deze sensor:
Uitvoering 1: sensor horizontaal of sensor-
top naar boven.
Wanneer de pijl op het plaatje [— waage-
recht — oben
] naar de sensortop toe-
wijst, dan moet na inbouw de sensortop mi-
nimaal op dezelfde hoogte liggen als het
andere uiteinde van de sensor (fig. 3 links)
Uitvoering 2: sensor horizontaal of sensor-
top naar beneden.
Wanneer de pijl op het plaatje [
waagerecht —] van de sensortop af wijst,
dan moet na inbouw de sensortop maxi-
maal op dezelfde hoogte liggen als het an-
dere uiteinde van de sensor (fig. 3 rechts).
Å
oben —