8. Toetsen en elementen van het toestel
(1) Trekker: Druk op de trekker om het toestel aan/uit te zetten, het beeld op het scherm verschijnt na 1.5
sec., vervolgens wordt de temperatuurmeting vertoond. Druk op de trekker en houd vast, op het scherm
zal een knipperend symbool "SCAN" verschijnen. Na het loslaten van de trekker zal het symbool "HOLD"
verschijnen en het meetresultaat zal op het scherm blijven staan. Druk de trekker opnieuw in – dan kunt
u de metingen continueren. Het meetresultaat staat op het scherm gedurende 20 sec. en na 20 sec. zonder
activiteiten schakelt het toestel zich uit.
(2) Verlichting toets: Drup op de trekker om het toestel in te schakelen, en druk op deze toets om de
verlichting aan te zetten. Tweede druk op deze toets zet de verlichting uit.
(3) Laser indicator knop: Druk op de trekker om het toestel in te schakelen en druk vervolgens op deze
knop om de laser indicator aan te zetten. Tweede druk op deze knop zet de laser indicator uit.
(4) Celsius / Fahrenheit toets: Druk op de trekker om het toestel in te schakelen, en druk op deze toets om
de temperatuur te vertonen.
(5) Functietoetsen:
1 Druk kort op de "MODE" toets, op het LCD scherm komen knipperende symbolen MAX-AVG-MIN-DIF-
LAL-HAL;
a. MAX: maximale temperatuurmeting
b. AVG: gemiddelde temperatuurmeting
c. MIN: minimale temperatuurmeting
d. DIF: Het toestel berekent het verschil tussen temperaturen
2Houd de "MODE" toets gedurende 3 sec in en druk vervolgens nogmaals kort op deze toets. Op het LCD
scherm komen knipperende symbolen ε-LAL-HAL;
(Het apparaat heeft een geheugenfunctie – na het inschakelen wordt altijd de laatste meetfunctie gekozen)