Deutronicstr. 5, D - 84166 Adlkofen, Duitsland
Tel.:
+49 (0) 8707 920-0
Fax:
+49 (0) 8707 1004
E-mail: sales@deutronic.com
http://www.deutronic.com
aangesloten op een batterij die een spanning heeft binnen het vooraf gedefinieerde bereik
(Pb: 10,0V – 13,7V; Li: 11,0V – 13,7V), wordt het oplaadproces gestart na de inschakelvertraging.
Batterijspanningen buiten de vooraf gedefinieerde bereiken worden gesignaleerd als "te lage
batterijspanning" (status-LED knippert rood) of "Batterij vol" (status-LED blijft de geselecteerde
modus signaleren, bovendien brandt de groene LED2). De bewaking begint aan het einde van elke
oplaadcyclus. Tijdens de bewaking wordt de batterijstatus gesignaleerd. Afhankelijk van de duur
van een bewakingsfase worden de parameters voorn de volgende oplaadcyclus berekend.
Wanneer een oplaadproces actief is kan dit worden herkend aan het looplicht via LED2-LED4.
5.3. Pb opladen/Li/LFP opladen
Opmerking: Afhankelijk van de mogelijke specifieke leveringsvoorwaarden van de klant kunnen de
beschreven parameters variëren of kunnen sommige modi niet beschikbaar zijn. Als u vragen heeft
over uw parameterinstellingen, neem dan contact op met Deutronic Elektronik GmbH of wereldwijd
met een van onze servicepartners.
In deze bedrijfsmodus kan zowel een in het voertuig geïnstalleerde batterij als een "standalone"
batterij worden opgeladen (afhankelijk van de bedrijfsmodus, ofwel op basis van lood-, ofwel op
basis van Li/LFP-batterijen). Als de oplaadklemmen van het apparaat zijn aangesloten op een
batterijspanning
binnen
inschakelvertraging gestart. De inschakelspanningsdrempel kan door de klant worden gekozen.
De exacte spanningswaarde kan uit de desbetreffende parameterinstelling worden afgeleid.
Tijdens het oplaadproces worden de batterijpolen of de oplaadpunten van het voertuig van een
bepaalde spanning voorzien. Als de stroomvraag groter is dan de maximale uitgangsstroom van
de lader, schakelt deze over op stroomregeling.
Als de uitgangsstroom tijdens het laden onder een gedefinieerde drempelwaarde komt, schakelt
het apparaat over naar de bedrijfstoestand "druppellading". Om de veroudering van de batterijen
te beperken, wordt tijdens het druppelladen een lagere spanning dan de oplaadspanning op de
batterijen gezet. Als de uitgangsstroom tijdens het druppelladen boven een gedefinieerde
drempelwaarde stijgt, schakelt het systeem over naar de bedrijfstoestand "Bijladen".
De uitgangsspanning wordt weer verhoogd tot het niveau van de oplaadspanning. Als de
uitgangsstroom tijdens het druppelladen onder een bepaalde waarde zakt, wordt "Batterij vol"
gesignaleerd en schakelt het apparaat over op de bewakingsmodus. Als de klemspanning tijdens
de bewakingsmodus onder een bepaalde waarde daalt, begint de lader opnieuw te laden.
Tijdens het oplaadproces bewaken speciale veiligheidstimers de oplaadhoeveelheid of
van de
oplaadduur. Als een
zich volgens de parameterinstelling.
Opmerking: Het gedrag van het apparaat bij het bereiken van de veiligheidsdrempel is afhankelijk van
de voor de klant specifieke parameterinstelling. Hierdoor kan bijvoorbeeld de uitgangsstroom worden
uitgeschakeld, de oplaadspanning worden beperkt tot de druppelladingsspanning of eventueel geen
reactie worden opgeroepen als de parameter is gedeactiveerd.
Bedieningsinstructies SmartCharger / MPC6.1
een
vooraf
bepaald
betreffende veiligheidsdrempels wordt bereikt, gedraagt het apparaat
Editie: 07-02-2020
bereik,
wordt
het
oplaadproces
na
de
Pagina 11 van 16