5. Bediening
5.2
De manometer gebruiken
De meter dient om de druk van de koelvloeistof in de warmtepomp te meten.
De aangegeven waarde kan aanzienlijk variëren, afhankelijk van het klimaat, de temperatuur en de atmos-
ferische druk.
Wanneer de warmtepomp in bedrijf is:
De naald van de meter geeft de koelvloeistofdruk aan.
Gemiddeld werkbereik tussen 120 en 400 PSI, afhankelijk van de omgevingstemperatuur en de atmos-
ferische druk.
Wanneer de warmtepomp uitgeschakeld is:
De naald geeft dezelfde waarde aan als de temperatuur (tot op enkele graden) en de overeenkomstige
atmosferische druk (tussen 150 en maximaal 350 PSI).
Indien langdurig ongebruikt:
Controleer de manometer alvorens de warmtepomp te starten. De meter moet minimaal 80 PSI aangeven.
Als de druk te ver daalt zal de warmtepomp een foutmelding laten zien en automatisch overgaan op de
'veilige' modus.
Dit betekent dat koelvloeistoflekkage is opgetreden en dat u een gekwalificeerde monteur moet inschakelen
om deze te vervangen.
21