Download Print deze pagina

Samson 2231 Inbouw- En Bedieningsvoorschrift pagina 3

Advertenties

2. Inbouw
2.1 Type 2231 en 2232 (staafsensor)
Staafsensoren worden gebruikt voor de rege-
ling van vloeistoffen. Deze zijn bedoeld voor
inbouw in leidingen, warmtewisselaars, boi-
lers, baden, tanks, enz. De inbouwplaats
moet zodanig worden gekozen, dat de sen-
sor zich zo dicht mogelijk bij de warmtebron
bevindt. Daarbij moet erop worden gelet, dat
op deze plaats geen locale oververhitting
kan optreden.
Bij een boiler verdient inbouw in het bovenste
derde deel over het algemeen aanbeveling.
Bij een tegenstroomtoestel verdient het aan-
beveling om de sensor in een bocht direct
achter de uitgangssok in te bouwen.
Bij installaties waarin van tijd tot tijd geen
verbruik aanwezig is, moet bij aanbouw van
de regelaar op een tegenstroomapparaat
een circulatieleiding worden opgenomen,
zodat de sensor ook kan reageren op tempe-
ratuurveranderingen indien er geen water
wordt afgenomen.
Las op de inbouwplaats een ca. 40 mm lange
sok (lassok) in de leiding met binnendraad
(geldt ook bij gebruik van een dompelbuis).
De dubbele nippel (17) resp. de dompelbuis
(indien aanwezig) van de sensor (19) losma-
ken en in de ingelaste sok afdichten.
De setpoint-schaalverdeling (13) met de sleu-
tel (12) op de hoogste waarde instellen. De
sensor met de afdichtingsring in de dubbele
nippel resp. in de dompelbuis plaatsen en
met de wartelmoer (16) bevestigen. De tem-
peratuursensor (19) resp. de dompelbuis
moet over zijn gehele lengte door het te rege-
len medium worden omspoeld.
Dompelbuis: bij gebruik van een dompelbuis
verdient het aanbeveling om de vrije ruimte
tussen sensor en dompelbuis met olie resp. bij
horizontale inbouw met vet of een ander
warmte-overdrachtsmiddel te vullen, om ver-
tragingen bij de warmte-overdracht te voor-
komen (houd rekening met de warmte-uitzet-
ting van het vulmiddel — vrije ruimte niet ge-
heel vullen of sensormoer niet vast aandraai-
en voor drukcompensatie).
Om corrosieschade te voorkomen moet er bij
de inbouw van een sensor of een dompelbuis
absoluut op worden gelet dat er alleen soort-
gelijke materialen worden gebruikt. Zo moet
worden voorkomen dat in een RVS warmte-
wisselaar een temperatuursensor of dompel-
buis uit metaallegering wordt toegepast. In
dit geval moet voor de sensor een dompel-
buis uit RVS worden gebruikt.
2.1.2 Type 2233, 2234 en 2235 (luchtsen-
sor)
Type 2233 en 2234 worden gebruikt voor de
inbouw in luchtverwarmingen, luchtkanalen,
droogkasten enz. De sensor wordt van bui-
tenaf in de betreffende ruimte gemonteerd en
via een daarvoor bedoelde flens (toebeho-
ren) bevestigd. De sensor moet zodanig wor-
den gepositioneerd dat deze zich over de to-
tale lengte in de te regelen luchtstroom be-
vindt.
Bij het type 2234 moet de setpoint-instelling
op een goed toegankelijk plaats worden ge-
monteerd.
De omgevingstemperatuur moet zo gelijkma-
tig mogelijk zijn.
Type 2233 met afdekkap wordt over het al-
gemeen toegepast in fabricageruimten,
woonruimten, baden enz.
De in een geperforeerde kap opgestelde sen-
sor moet op een daarvoor geschikte locatie,
bij voorkeur in het midden van een wand,
worden gemonteerd.
Type 2234 met klemmen (of afdekkap) is ge-
schikt voor droogkamers, droogovens, lucht-
verwarming, broedmachines enz.
De sensor moet bij gedwongen luchtcirculatie
in de buurt van de aanvoeropening worden
opgesteld. De setpoint-instelling moet buiten
de te regelen ruimte op een goed toegankelij-
ke plaats worden gemonteerd. De tempera-
tuur waaraan De setpoint-instelling wordt
blootgesteld, moet zo gelijkmatig mogelijk
zijn.
Type 2235 is met een temperatuursensor uit-
gevoerd die op de locatie ingesteld moet
worden. Hierdoor kunnen praktisch alle tem-
peratuurlagen worden bepaald. Bij deze uit-
3

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

2232223322342235