6 Verklarende woordenlijst
AANVOERTEMPERATUUR
De temperatuur van het verwarmde water dat de warmtepomp naar het
verwarmingssysteem zendt. Hoe kouder de buitentemperatuur, hoe
hoger de aanvoerleidingtemperatuur wordt.
CIRCULATIEPOMP
Pomp die vloeistof laat circuleren in een leidingsysteem.
COMPRESSOR
Perst het gasvormige koudemiddel samen. Als het koudemiddel wordt
samengeperst, nemen de druk en de temperatuur toe.
CONDENSOR
Warmtewisselaar waarin het warme, gasvormige koudemiddel conden-
seert (afkoelt en vloeibaar wordt) en het warmtapwater verwarmt.
EXPANSIEVENTIEL
Klep die de druk van het koudemiddel verlaagt, waarna de temperatuur
van het koudemiddel zakt.
KOUDEMIDDEL
Substantie die in een gesloten circuit van de warmtepomp circuleert en
die door drukveranderingen verdampt of condenseert. Tijdens het ver-
dampen absorbeert het koudemiddel warmte-energie en tijdens het
condenseren geeft het koudemiddel warmte-energie af.
MENGKLEP
Een klep die koud water mengt met het warme water dat de ketel verlaat.
34
Hoofdstuk 6 | Verklarende woordenlijst
NIBE F130