2.3
Bediening van MR 200 en MR 300
AAN/UIT (1)
De draadaanvoereenheid blijft in de UIT-stand staan wanneer de stroombron wordt ingeschakeld
en verhindert zo het opstarten. Op het scherm wordt 'OFF' (uit) weergegeven.
Wanneer de AAN/UIT-knop langer dan 1 seconde wordt ingedrukt, start de eenheid op. De eenheid
is nu gereed om mee te lassen en keert automatisch terug naar de laatst gebruikte instellingen. De
draadaanvoereenheid start ook op wanneer drie keer (kort) de schakelaar van het laspistool wordt
ingedrukt.
Basisinstellingen en schermen
De draadaanvoersnelheid wordt ingesteld via de linker regelknop en de waarde wordt
weergegeven op het linker scherm. De lasspanning wordt ingesteld via de rechter regelknop en de
waarde wordt weergegeven op het rechter scherm.
Tijdens het lassen geeft het linker scherm de feitelijke lasstroom weer en het rechter scherm de
lasspanning.
Bij elektrodelassen (MMA) wordt de lasstroom ingesteld via de regelknop en wordt de waarde
weergegeven op het linker display. Het display aan de rechterkant geeft de open spanning van
de stroombron weer. Tijdens het lassen geeft het linker scherm de feitelijke lasstroom weer en het
rechter scherm de lasspanning.
Wanneer de MIG-dynamiekaanpassing wordt geactiveerd met de boogdynamiek-/dynamiekknop,
wordt de MIG-dynamiekwaarde aangepast via de rechter regelknop (zie informatie over het
aanpassen van de MIG-dynamiek).
Aanpassing van MIG-dynamiek/boogdynamiek (3)
Bij MIG-lassen is dynamiekaanpassing van invloed op de lasstabiliteit en de mate van spatten. De
nulinstelling is de aanbevolen basisinstelling. Waarden –> min. (-9 ... -1), zachtere boog voor minder
spatten. Waarden –> max. (1 – 9), hardere boog voor grotere stabiliteit en wanneer 100% CO₂ wordt
gebruikt als beschermgas bij het lassen van staal.
Bij elektrodelassen heeft aanpassing van de boogdynamiek invloed op de lasstabiliteit. Voor het
gebruik van andere typen elektroden zijn aanpassingen nodig. Instelbereik (-9 ... 0) wordt veel
gebruikt voor laselektroden voor roestvast staal. Instelbereik (0 – 9) wordt gebruikt voor hardere
NL
boogeigenschappen om de stabiliteit te vergroten, bijvoorbeeld voor het lassen met dikkere
basiselektroden en een lagere stroom dan aanbevolen. De fabrieksinstelling (0) is een goed
algemeen gebruik om de ruwheid van de boog aan te passen.
Selectie van lucht-/vloeistofgekoeld MIG-pistool (4)
De selectie van het luchtgekoelde/vloeistofgekoelde MIG-pistool wordt geactiveerd door
tegelijkertijd op knoppen 3 en 5 te drukken (langer dan 1 seconde). Wanneer het scherm 'Gas'
weergeeft, gaat de lasapparatuur ervan uit dat een luchtgekoeld MIG-pistool is aangesloten. Als de
bovengenoemde knoppen nogmaals worden ingedrukt, verschijnt de tekst 'CooLEr' op het scherm
en gaat de led voor vloeistofkoeling branden. Wanneer dat gebeurt, gaat de lasapparatuur ervan
uit dat een vloeistofgekoeld MIG-pistool op het apparaat is aangesloten. Wanneer vloeistofkoeling
is geselecteerd, start de vloeistofkoel-unit de volgende keer dat het apparaat wordt opgestart.
De selectie kan ook gemaakt worden via de SETUP-functie.
6
FastMig MR 200, MR 300