Gebruik de toets 'Up Arrow' of 'Down Arrow' om '-' te vervangen door het adres van de aangesloten BM60 en
bevestig door te drukken op 'Enter'
6 DC60-DM60
Communicatie Master/Slaves
Als de communicatiebus Master/Slaves aangesloten is tussen meer Unit (Maximum 8)
De 'DM60', aangesloten op deze bus, dient om de informatie van alle aangesloten units afwisselend te raadplegen.
6.1 Aansluiting
De inter-buskaarten (pLan) Climatic™ worden aangesloten op de stekker J8 van de BM60.
Een steraansluiting is niet aan te raden, voor optimale werking is het beste om maximaal twee kabels per unit aan te
sluiten.
Waarschuwing:
De BM60 24 Vac-kaarten mogen niet geaard worden.
Kenmerken Kabel
6.1.1
De aansluiting moet als volgt bedraad worden:
- Kabellengte 0 tot 300m: AWG22 (0,34 mm ²), een twisted pair met afscherming.
- Kabellengte 0 tot 500m: LiYCY-P (0,34 mm ²), een paar met algemene afscherming.
De kabel mag niet langer zijn dan 500 meter.
Voor een betere bescherming tegen de elektromagnetische storingen beveelt Lennox aan een kabel LiYCY-P te
installeren
Instelling
6.1.2
Elke Climatic™ moet ingesteld worden met een verschillend communicatieadres.
Het adres moet ingesteld worden met een DS60 in (3171).
De waarde van de adressen moet tussen 1 en 8 zijn
Elke Climatic™ moet ingesteld worden met hetzelfde identificatienummer Master (ID).
De ID moet gelijk zijn aan het communicatieadres van de kaart waarop de DC60 aangesloten is.
De ID-instelling moet gebeuren met een DS60 in (3173).
Elke Climatic™ moet ingesteld worden met dezelfde sub-busidentificatie.
De sub-businstelling moet gebeuren met een DS60 in (3172).
DC60-DM60-ROOFTOP-IOM-1310-D
Daisy keten (beste)
- 34 -