1 Aanvullend bedrijfsvoorschrift
Kenmerk
Maximaal voedingsvermogen
Maximale voedingsspanning
1.3 Leveringsomvang
Afhankelijk van de uitvoering behoren de volgende posities tot de leveringsomvang:
▪ Temperatuursensor Pt100 (verschillende installatielengtes)
▪ Knelkoppeling G1/4 B resp. G1/2 B
1.4 Werkwijze
Weerstandthermometers zijn temperatuursensoren die gebaseerd zijn op de
temperatuurafhankelijke weerstandsverandering van metalen. Deze
weerstandsthermometers worden voorzien van een op een keramische drager
aangebrachte, flinterdunne laag platina. Bij een temperatuur van 0 °C bedraagt de
nominale weerstand van deze meetelementen 100 ohm.
Interpretatie van de meetwaarden
Bij een temperatuur van 0 °C bedraagt de nominale weerstand van de
weerstandsthermometer Pt100 100 ohm.
Formule voor berekening van de weerstandswaarde bij een willekeurige
temperatuur (T):
Temperatuurbereik: T= 0...850 °C
Voorbeeldberekening:
T= 80 °C
Gemeten temperatuur: T= 80 °C
R (T) = 100+0,39083×80 -5,775×10
R (T) = 130,8968 Ω
Bij een temperatuur van 80 °C heeft de weerstandsthermometer Pt100 een
weerstand van ca. 130,9 ohm.
T= 20 °C
Gemeten temperatuur: T= 20 °C
R (T) = 100+0,39083×20 -5,775×10
R (T) = 107,7935 Ω
Bij een temperatuur van 20 °C heeft de weerstandsthermometer Pt100 een
weerstand van ca. 107,8 ohm.
1.5 Weerstandsthermometer inbouwen in pomp
1. Afsluitplug uit aansluiting 4M.3 verwijderen (ð Hoofdstuk 1.6, Pagina 6) .
2. De knelkoppeling tot aan de aanslag vastschroeven.
3. Weerstandsthermometer Pt100 tot aan de aanslag in de aansluiting schuiven,
tot de punt van de weerstandthermometer Pt100 het meetoppervlak raakt.
4. Aansluitkop van de weerstandsthermometer Pt100 in de gewenste stand
draaien.
5. Weerstandsthermometer Pt100 ca.1-2 mm terugtrekken.
6. Weerstandsthermometer Pt100 met knelkoppeling borgen tegen losdraaien en
verdraaien.
Weerstandsthermometer Pt100
Waarde
P
maxSensor
U
= 30 V
i
R (T) = 100+0,39083×T -5,775×10
-5
2
×80
-5
2
×20
= 1,5 W
-5
2
×T
5 van 10