Hoofdstuk 4:INSTALLATIEHANDLEIDING
RELAISFUNCTIONALITEIT
Let op! Als Operating mode 0 is geselecteerd, kunnen deze instellingen niet worden verricht. Neem
contact op met uw vertegenwoordiger voor ondersteuning.
Let op! Momentele relaisfunctionaliteit is de standaardinstelling. Dat betekent dat het relais alleen wordt
geactiveerd als u een knop op de zender indrukt. Als de knop wordt losgelaten, wordt het relais
gedeactiveerd. Een relais op vasthouden instellen, betekent dat het relais iedere keer dat u een knop
indrukt geactiveerd wordt, maar dat het relais actief blijft totdat de knop nogmaals wordt ingedrukt.
Let op! Zorg er voorafgaand aan het verrichten van deze instellingen voor dat de stoprelais zijn
gedeactiveerd!
Let op! De instellingsopties zijn afhankelijk van de geselecteerde Operating mode.
Momentele en houdrelaisfunctionaliteit
1. Druk 2 keer op de 'Function'-knop van de ontvanger. LED 8 (geel) is AAN. Relais-LED's zijn
AAN.
2. Druk op de 'Select'-knop van de ontvanger om de relaisfunctionaliteit te veranderen. Relais-LED
knippert om aan te geven, dat er een momentele of houdfunctionaliteit kan worden ingesteld
voor het betreffende relais.
3. Druk op de 'Function'-knop van de ontvanger om de momentele of houdfunctionaliteit in te
stellen:
LED 8 (geel) UIT = momentele relaisfunctionaliteit.
LED 8 (geel) AAN = houdrelaisfunctionaliteit.
4. Druk op de 'Select'-knop van de ontvanger om naar het volgende beschikbare relais te gaan. Als
u door alle beschikbare relais bent gelopen, sluit de ontvanger het instellingenmenu af.
- 19 -