4. INSTELLEN WERKDIEPTE_________________________
-Glijsloffen
LET OP: De volgende procedures moeten worden uitgevoerd nadat de machine en de tractor
volledig zijn uitgeschakeld en van elkaar zijn losgekoppeld.
De werkdiepte kan door aanpassing van de glijsloffen " 1 " ( fig. 5.2.1 ) indien deze gemonteerd
zijn.
- Gebruik de bouten " 2 " om de glijsloffen in hoogte in te verstellen.
- Draai de bouten " 2 " na het instellen van de werkdiepte stevig vast.
(glijslof laag bevestig, werkdiepte diep/ glijslof hoog bevestigd werkdiepte ondiep)
- Rol
Gebruik hendel "1" of hendel "2" om de werkdiepte van de roller te bepalen.
Zorg er voor dat de glijsloffen na het instellen van de werkdiepte gelijk staan.
Controleer ook of de lengte van de messen overeenkomen met de werkdiepte.
Houd de geribbelde zijkanten van de aftakas goed schoon en gesmeerd, zodat deze goed op
elkaar aangesloten kunnen worden.
7