8. Richtlijnen beregeningsmoment
Iedere situatie kan uniek zijn vanwege verschillen in gewas, bodem en klimaat. Het
belangrijkste moment is het verloop van de grafiek tussen de laatst gemeten waarde en die
van 3-5 dagen geleden. Dat wil zeggen, hoe snel is de waarde gestegen? Een langzame
stijging betekent dat de bodem langzaam droog wordt, maar een sterke stijging betekent dat
de bodem het water zeer snel verliest. Dit verloop van de waardes vertelt u wanneer er
beregend moet worden. De waardes na een irrigatie of regenval tonen u precies hoe effectief
de hoeveelheid water echt was. Zo kunt u met behulp van de GeoBas bepalen of u de volgende
keer eerder of later en meer of minder moet beregenen. Uitleg over interpretatie van grafieken
kunt vinden in paragraaf 6.2. Ook kunt u altijd Vantage Agrometius om telefonische hulp
vragen voor van de interpretatie van uw grafieken.
8.1 Zuigspanning
In Tabel 1 kunt u algemene richtlijnen vinden met betrekking tot zuigspanning en bodem.
0 – 10 cbar/ kPa
10 – 30 cbar/ kPa
30 – 60 cbar/ kPa
60 – 100 cbar/ kPa
100 – 200 cbar/ kPa
Tabel 1. Algemene richtlijn zuigspanning (watermark). Bron:
In Tabel 2 kunt u algemene richtlijnen vinden met betrekking tot zuigspanning en gewassen
De interpretatie van beschikbaar vocht voor de wortels van de plant is eenvoudig. Stijgt de
zuigspanning snel richting de waarden in Tabel 2 moet men irrigatie gaan overwegen.
Voor aardappelen op de zware klei bodem kunt u dus aan de bovenkant van het bereik gaan
zitten voor irrigatie (>50 cbar). Voor zandgronden zou irrigatie vanaf 30 cbar al gewenst
kunnen zijn. Naast grondsoort is dit ook afhankelijk van stadium van gewas en ras.
Verzadigde bodem
Bodem is voldoende NAT (met uitzondering van grof zand, die
beginnen water te verliezen)
Gebruikelijk bereik voor irrigatie (meeste bodems)
Gebruikelijk bereik voor irrigatie in zware klei bodems
Bodem wordt gevaarlijk droog voor maximale productie, opletten!!
Er treedt in dit stadium nog geen blijvende schade op
701 Meter Manual-WEB.pdf
19