SELECTIE MODI
MODUS AIRCONDITIONING
•
Selecteer de gewenste ventilatorsnelheid door te drukken
op de toets
(C5).
De beschikbare snelheden zijn:
Minimale snelheid: wanneer een maximaal
geruisloze werking is vereist.
Gemiddelde snelheid: voor een laag geluidsni-
veau, maar ook een goed comfortniveau.
Maximale snelheid: om de gewenste tempera-
tuur zo snel mogelijk te bereiken.
Auto: Het apparaat kiest automatisch de beste
ventilatiesnelheid, gebaseerd op de geselecteer-
de temperatuur en de omgevingsomstandighe-
den.
SILENT Het geluid van de werking wordt verder beperkt.
In de zomer varieert de geschiktste temperatuur tussen 24 en 27°C.
In ieder geval wordt aangeraden om de temperatuur niet bedui-
dend lager dan de buitentemperatuur in te stellen.
Druk voor de selectie van de ge-
wenste bedrijfsmodus herhaalde-
lijk op de toets MODE (C2), tot de
gewenste werking geselecteerd
wordt.
Deze modus is ideaal wanneer de
ruimte, bij warm en vochtig weer,
zowel gekoeld als ontvochtigd
moet worden.
Voor de instelling van deze modus:
• Druk herhaaldelijk op de toets
MODE (C2) tot het symbool
airconditioning
verschijnt.
Het display toont de gewenste
temperatuur.
• Druk, voor de wijziging van de
te bereiken temperatuur, op de
toetsen
(C3) of
MODUS ONTVOCHTIGING
bracht om de afvoer van vocht naar buiten mogelijk te maken.
Voor de instelling van deze modus:
Druk herhaaldelijk op de toets MODE (C2), tot het symbool
•
ontvochtiging verschijnt.
•
Het apparaat kiest automatisch de beste luchtstroom.
MODUS VENTILATOR
(C4).
•
Selecteer de gewenste luchtstroom met de toetsen om-
hoog
(C3) of omlaag
De beschikbare niveaus voor luchtstroom zijn:
Minimale luchtstroom: wanneer een maximaal
stille werking gewenst is.
Gemiddelde luchtstroom: voor een laag ge-
luidsniveau, maar ook een goed comfortniveau.
Maximale luchtstroom: voor maximale presta-
ties.
SELECTIE VAN HET TEMPERATUURBEREIK
40
Deze functie is ideaal voor het ver-
minderen van de luchtvochtigheid in
de ruimte (lente en herfst, vochtige
ruimten, regenachtige periodes,
enz.). Voor dit type werking moet het
apparaat worden voorbereid zoals
voor de modus airconditioning. Dat
betekent dat de luchtafvoerslang (B2)
op het apparaat moet worden aange-
Voor het gebruik van deze modus is
het niet nodig om de luchtafvoer-
slang (B2) op het apparaat aan te
brengen.
Voor de instelling van deze modus:
• Druk herhaaldelijk op de toets
MODUS (C2), tot het symbool
van de
ventilator ver-
schijnt.
(C4).
De temperatuur kan worden weer-
gegeven in °C of °F. Houd, voor de
wijziging van de meeteenheid van
de temperatuur, de toetsen om-
hoog
(C3) en omlaag
gedurende tien seconden gelijktij-
dig ingedrukt.
(C4)