Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Stroomverbruik En Bekabeling - alphatronics AlphaVision 16 centrale Handleiding Voor De Installateur

Inhoudsopgave

Advertenties

geplaatst. Het is dus mogelijk om op een aantal ingangen twee detectoren aan te sluiten, terwijl op andere ingang slechts
één detector aangesloten wordt.

STROOMVERBRUIK EN BEKABELING

Bij grotere installaties, zoals met de AlphaVision 96 gemaakt kunnen worden, is het uitermate belangrijk om veel zorg te
besteden aan de juiste bekabeling. Tevens moet het stroomverbruik goed in de gaten gehouden worden, om te voorkomen
dat de centrale in de alarm-situatie te zwaar belast wordt. Hierbij moet tevens gelet worden op het feit, dat ook bij
afwezigheid van de netspanning de aangesloten accu voldoende capaciteit heeft om de installatie gedurende het voorge-
schreven aantal uren van spanning te voorzien. Momenteel is de norm dat een luid-alarm installatie 24 uur blijft
functioneren na het uitvallen van de netspannig en bij een stil-alarm installatie (en doormelding naar een P.A.C.) 12 uur.
Centrale
De AlphaVision centrale kan 1,5A @ 12VDC leveren. Bij deze af te nemen stroom is al rekening gehouden met het
eigen verbruik van de centrale print (100mA).
Deze maximaal af te nemen stroom is inclusief de af te nemen accu laadsstroom. De accu wordt geladen middels de af te
regelen gestabiliseerde spanning. Deze spanning is standaard ingesteld op 13,8V en de accu wordt geladen middels een
weerstand. De laadstroom heeft een maximale waarde van circa 500mA.
Bedieningspanelen
Een bedieningspaneel verbruikt maximaal (bij alle LEDs aan) 90mA en wordt gevoed via de RS-485 bus. Bij gebruik
van de aanbevolen kabel komt dit dus neer op een spanningsval van 0,9V per 100m. Op het bedieningspaneel moet in de
slechtste situatie (geen netspanning en accuspanning minimaal) de binnenkomende voedingsspanning nog 8V bedragen.
De maximale lengte tussen het dichtstbijzijnde voedingspunt en een bedieningspaneel is bij een spanningsval van 2V dus
circa 220m. (Let op: lees voor adressering van bedieningspanelen de belangrijke informatie bij "informatie versie
nummers" en "dipswitch instellingen").
Detectoren
De detectoren worden met een 4- (of 6-) aderige kabel aangesloten op de ingangen van de centrale (of input module of
I/O module). Bij gebruik van E.O.L. is een 4-aderige kabel toereikend, anders moet een 6-aderige kabel toegepast
worden. Voor deze kabel mag zowel standaard kabel (008501, 008502) als afgeschermde kabel (008601, 008602)
toegepast worden. Op een Visonic detector moet in de slechtste situatie (geen netspanning en accuspanning minimaal) de
binnenkomende voedingsspanning nog 9V bedragen.
Bij gebruik van E.O.L. kan voor toepassing bij de meeste Visonic detectoren gebruik gemaakt worden van een zoge-
naamde "opsteekprint". Hierbij zijn de toe te passen einde-lus weerstanden al op het printje gemonteerd en behoeven
alleen de 4 draden nog aangesloten te worden.
Het stroomverbruik van de toe te passen detectoren is bij de leverancier opvraagbaar. Voor de meest gebruikte Visonic
detectoren is dit als volgt (bij 12VDC nominale voedingsspanning) :
Coral
Installateurshandleiding AlphaVision 16
Ook met het toepassen van het dubbele zone kenmerk kan de looptest
nog gewoon gebruikt worden.
Schematisch gezien worden de detectoren dus als volgt aangesloten:
15 mA
versie 1.9
oktober 1997
Blz. 20

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave