3.4.2 Plaatsen montagerail
3.4.3 Plaatsen koppelprofiel
versienr. 700905_230308
3.
Om een nette
aansluiting op de
dakpannen te krijgen,
kan met een haakse
slijptol de vorm van de
dakhaak uit de dakpan
worden geslepen.
4.
Schuif de dakhaak om
het lage gedeelte van
de pan + panlat.
5.
Plaats de andere
dakpannen terug.
1.
Plaats de
hamerkopbout met
borgmoer bij de
buitenste dakhaken.
2.
Plaats daarna het
montageprofiel
tegen de dakhaken
aan. Montageprofiel
maximaal 200 mm
voorbij de laatste
dakhaak plaatsen.
3.
Monteer het
montageprofiel om het
rotatiegedeelte van de
dakhaak. Zorg ervoor
dat de profielen links en
rechts in één lijn liggen.
4.
Draai de borgmoer aan,
de hamerkopbout vast
zodat het profiel niet
meer van de dakhaak
kan roteren of schuiven.
1.
Plaats indien
noodzakelijk het
koppelprofiel in het
montageprofiel d.m.v.
hamerkopbouten en
borgmoeren.
Twee hamerkopbouten
per koppelprofiel is
voldoende.
3.4.4 Plaatsen collectoren
2.
Roteer het
koppelprofiel om het
montageprofiel.
3.
Draai de borgmoeren
aan zodat het profiel
niet meer kan roteren
of verschuiven.
1.
Positioneer de eerste
collector. Bij verticale
plaatsing dienen de
aansluitingen aan de
bovenkant te zitten.
2.
Plaats de klemmen
en draai deze tot het
aangrijppunt vast.
Tussen collectoren
de tussenklemmen
gebruiken.
3.
Zorg dat de onderkant
van de eindklem op
het montageprofiel
rust. (voor de
duidelijkheid zijn de
kleine onderdelen
weggelaten)
4.
Bij meer dan
één collector,
positioneer de
tweede collector.
13