8
Inbedrijfstelling
LET OP
Elektrische verwarmingselementen mogen alleen bij
een gevuld buffervat in gebruik worden genomen.
Drooglopen kan tot onherstelbare schade aan het
elektrisch verwarmingselement leiden.
1.
Stel de gewenste temperatuur in op de tempera-
tuurregelaar van het elektrische verwarmingsele-
ment.
"9 Instellingen op het elektrisch verwarmingsele-
ment", pagina 9
2.
Breng de spanningsvoorziening van alle appara-
ten in de verwarmingsinstallatie tot stand.
3.
Stel de gewenste instellingen voor het elektrisch
verwarmingselement in op de verwarmings- en
warmtepompregelaar.
Gebruiksaanwijzing van de verwarmings- en
warmtepompregelaar
9
Instellingen op het elektrisch
verwarmingselement
Het elektrisch verwarmingselement bevat een be-
drijfsthermostaat met temperatuurregelaar en een vei-
ligheidstemperatuurbegrenzer.
1 Temperatuurregelaar van de
bedrijfsthermostaat
Instelbaar temperatuurbereik:
ca. 15 °C – 80 °C
Symbolen:
Antivriesbeveiliging (≙ ca. 15 °C)
≙ ca. 40 °C (+/- 5 K)
≙ ca. 55 °C (+/- 5 K)
≙ ca. 80 °C (+/- 5 K)
2 Reset-knop van de
veiligheidstemperatuurbegrenzer
(onder het plastic deksel)
Technische wijzigingen voorbehouden | 83008800dNL | ait-deutschland GmbH
1
2
AANWIJZING
Hoe hoger de gekozen temperatuur, hoe ho-
ger de energiekosten.
VOORZICHTIG
Als het elektrische verwarmingselement
voor tapwarmwaterbereiding wordt inge-
steld op een temperatuur > 55 °C, bestaat
er gevaar voor verbranding.
LET OP
Als het elektrische verwarmingselement voor tap-
warmwaterbereiding wordt ingesteld op een tem-
peratuur > 55 °C, bestaat het risico van verhoogde
kalkneerslag.
LET OP
Risico van oververhitting van de vloerverwarming.
Als het elektrische verwarmingselement voor on-
dersteuning van het verwarmingssysteem wordt ge-
bruikt, mag de temperatuur niet hoger worden inge-
steld dan de door uw verwarmingsspecialist bere-
kende aanvoertemperatuur.
9