3.2
Montage
3.2.1
Wandmontage
Zo monteert u het compactre‐
gelstation aan de wand:
3.3
Bediening
3.3.1
Instellen van de vloeraanvoertemperatuur
Compact regelstation vaste waarde
Afb. 3: Aan te houden afstanden bij de wandmontage
▶
De voorgevormde sleuven in het achterstuk van de warmte-isolatie
met de wandhouder van voren doorsteken.
▶
De wandhouder op de wand positioneren (met de opening naar
boven) en met pluggen en schroeven bevestigen.
▶
Het achterstuk van de warmte-isolatie ophangen. Het zeshoekige
profiel van de kogelkranen moet in het zeshoekige profiel van de
wandhouder worden gestoken.
▶
Aansluiting op de ketel-/verwarmingsgroep uitvoeren.
▶
De pomp door een erkende installateur laten aansluiten.
▶
De installatie vullen en dichtheidscontrole uitvoeren. Zorg ervoor dat
de lucht volledig uit de installatie wordt gespoeld.
Indien nodig de pomp apart ontluchten.
▶
3-weg-ventiel instellen op de gewenste aanvoertemperatuur. Aan‐
voertemperatuur controleren met de thermometer.
▶
Het achterstuk van de warmte-isolatie tegen het station trekken en
het voorstuk van de warmte-isolatie aanbrengen.
Bij maximaal benodigd vermogen (nominaal vermogen) moet u de ver‐
warmingsketel-aanvoertemperatuur minstens 15 °C hoger instellen dan
de gewenste aanvoertemperatuur in de vloergroep.
Het instel-handwiel van het mengventiel is van een schaal van 1 t/m 6
voorzien en maakt een traploze instelling van de aanvoertemperatuur
tussen 15 en 55 °C mogelijk. De betreffende gewenste temperatuur
vindt u in de tabel:
Gebruik
11