Hoofdstuk 3 - Gebruikersfuncties en Instellingen
De functies en instellingen die in dit hoofdstuk worden beschreven, kunnen alleen via uw
keypad en de Configuratiesoftware worden uitgevoerd. Dit hoofdstuk verwijst naar deze
functies en instellingen zoals ze via het keypad worden uitgevoerd. Raadpleeg de
handleiding van de Configuratiesoftware voor meer informatie betreffende hoe deze
functies en instellingen via de Configuratiesoftware worden uitgevoerd.
Als u tijdens de programmering het keypad gebruikt, kunt u de volgende tabel gebruiken
om vertrouwd te raken met de toetsenfuncties:
Toets
Functie
Het huidige menu afsluiten
Beëindigt opdrachten en bevestigt gegevens die moeten worden opgeslagen
Gebruikt om door het menu te bladeren: bladert in een lijst of verplaatst de
cursor
Verandert gegevens
Numerieke toetsen worden gebruikt om de numerieke codes in te voeren
die vereist kunnen zijn om in/uit te schakelen, of om specifieke functies te
activeren.
3.1 Gebruikerscodes
Om veel van de Agility-functies uit te voeren, dient men een beveiligingscode (vaak een
gebruikerscode genoemd) te gebruiken. Elk persoon die het systeem gebruikt, krijgt een
gebruikerscode toegewezen. Deze wordt vervolgens aan een Bevoegdheidsniveau
gekoppeld. Degenen met een "hogere bevoegdheid" hebben toegang tot een groter aantal
systeemfuncties. Degenen met een "lagere bevoegdheid" worden meer beperkt in wat zij
kunnen doen. Voor de gebruikers van de Agility zijn vier verschillende
bevoegdheidsniveaus beschikbaar.
Opmerkingen: Raadpleeg uw installateur om de bevoegdheidsniveaus te definiëren.
Agility kan tot 32 verschillende gebruikerscodes ondersteunen. Gebruikerscodes
kunnen verschillende lengten tot 6 cijfers bevatten.
Uw Agility heeft tijdens de productie een Grand Master code van 1-2-3-4 ontvangen.
Tenzij uw alarmbedrijf ze al heeft gewijzigd om ze op uw voorkeur aan te passen,
kunt u deze code best wijzigen zodat ze uniek en persoonlijk wordt, zoals hierin
wordt beschreven.