– Richtingsknoppen (
wordt gebruikt om de camera te kantelen en te verplaatsen.
– Zoom (
): zoom in en uit.
– Focus (
): stel de camerafocus in op veraf of dichtbij.
– Snelheid: Geef de snelheid van het kantelen en verplaatsen van
de camera op.
● Test: selecteer een patroonprofiel en klik op Test om het profiel te
testen.
● Bewerken: deze optie wordt gebruikt om het geselecteerde
patroonprofiel te bewerken.
● Verwijderen: Deze optie wordt gebruikt om het geselecteerde
patroonprofiel te verwijderen.
4 Toer
Dit wordt gebruikt om een toerprofiel van verschillende functies
in een bepaalde volgorde in te stellen.
Instellen: dit wordt gebruikt om een toerprofiel in te stellen.
– Naam: geef een naam op voor het toerprofiel.
– Functie: deze optie geeft de volgorde van de functies in de
toervolgorde aan.
– Verwerktijd (sec.): geef op hoe lang de geselecteerde
): deze optie
functie moet worden uitgevoerd.
– Snelheid: geef de voorkeurssnelheid aan.
● Test: selecteer een toerprofiel en klik op Test om het profiel te
testen.
● Bewerken: Deze optie wordt gebruikt om het geselecteerde
toerprofiel te bewerken.
● Verwijderen: deze optie wordt gebruikt om het
geselecteerde toerprofiel te verwijderen.
Selecteer Toepassen nadat u een voorkeurinstelling-,
scan-, patroon- of toerprofiel hebt ingesteld om de beelden
van de betreffende camera aan de linkerkant van het
scherm weer te geven. Als u Toepassen of OK selecteert,
verschijnt een pop-upvenster waarin wordt aangegeven of
het profiel goed is ingesteld.
5 PTZ Reset: Herstart de instellingen voor verplaatsen,
kantelen en zoomen van de camera.
6 Home Positie: geef de standaardpositie van de camera op.
● Standaard: bij deze optie wordt de fabrieksinstelling
gebruikt als de standaardpositie van de camera.
● Aanpassen: bij deze optie wordt een door de gebruiker
ingestelde positie gebruikt als de standaardpositie van de
camera.
● Selecteer Installatie om de standaardpositie te wijzigen.
7 Auto afspelen: geef op welke actie moet worden
ondernomen als de camera niet gedurende de opgegeven tijd
is bediend.
8 Auto-pan: Geef de richting voor het verplaatsen van de
camera op. Als Automatisch pannen is geselecteerd vanuit een
extern programma, pant de camera in de richting die hier is
geselecteerd.
9 Auto omkeren: deze functie spiegelt het beeld automatisch
als de camera meer dan 90° kantelt om te voorkomen dat
objecten ondersteboven worden weergegeven.
● Digitaal: deze functie spiegelt het beeld van links naar
rechts of van boven naar beneden.
● Mechanisch: Deze functie verplaatst of kantelt de camera
automatisch.
● Uit: hiermee schakelt u Automatisch omkeren uit.
0 Hellingsbereik (schuinte): geef het bereik voor het
kantelen van de camera op.
! Herstellen: geef op of de camera moet worden teruggezet
naar de laatste positie of functie. Na het inschakelen van deze
optie wordt de camera teruggezet in de laatste positie of
functie als de camera opnieuw wordt opgestart.
Deel 2: configuratie
45