KOPIEERFUNCTIES
6
Gebruik de [VASTE
KOPIEERFACTOR]-keuzetoetsen (
) en de [Zoom]-toetsen(
kopieerfactor in de horizontale
afdrukstand te wijzigen.
Druk op een [VASTE KOPIEERFACTOR]
-keuzetoets (
or
benadering in te stellen en druk vervolgens op de
[Zoom]-toetsen (
vergroten of te verkleinen.
De kopieerfactor verschijnt in de display.
7
Druk op de
[Kopieerfactordisplay]-toets (
De geselecteerde factor voor de verticale
afdrukstand wordt ingevoerd en de display geeft
het aantal kopieën weer.
8
Stel het aantal kopieën en andere
kopieerinstellingen in en druk
vervolgens op de [START]-toets (
De kopie komt terecht in de kopie-uitvoerlade.
• Houd de [Kopieerfactor display]-toets (
Opmerking
ingedrukt om de zoomfactoren te
controleren. De verticale en horizontale
factoren worden afwisselend getoond.
• Druk op de [VASTE
KOPIEERFACTOR]-keuzetoetsen
(
,
) en de [Zoom]-toetsen (
om de factoren terug te zetten op de
beginstand en opnieuw in te stellen,
beginnend met de verticale afdrukstand.
(stap 4)
• Druk op de [XY-ZOOM]-toets (
XY-ZOOM-kopie te annuleren. Als de
XY-ZOOM indicator (
functie geannuleerd.
28
,
) om
) om de factor bij
or
) om de factor te
).
,
) om de
) uitgaat is de
,
).
)
)