13. Voer in het veld Directory opslaan het pad in naar de map op de SFTP-server waarin u de gescande
gegevens wilt opslaan. Voer geen backslash in het begin van het pad in (zie voorbeeld).
14. Klik op de vervolgkeuzelijst Bestandsnaam en selecteer vervolgens een voorvoegsel uit een van de vooraf
ingestelde namen of uit door de gebruiker gedefinieerde namen. De bestandsnaam die voor het gescande
document wordt gebruikt, is het voorvoegsel dat u hebt geselecteerd, plus de laatste zes cijfers van de teller
van de flatbed-/ADF-scanner en de bestandsextensie (bijvoorbeeld: "Estimate_098765.pdf").
15. Klik op de vervolgkeuzelijst Kwaliteit en selecteer vervolgens een instelling voor de kwaliteit. Als u de optie
Selectie gebruiker kiest, vraagt de machine de gebruikers een instelling op te geven telkens als deze het
scanprofiel gebruiken.
16. Klik op de vervolgkeuzelijst Type bestand en selecteer vervolgens het bestandstype dat u voor het gescande
document wilt gebruiken. Als u de optie Selectie gebruiker kiest, vraagt de machine de gebruikers een
instelling op te geven telkens als deze het scanprofiel gebruiken.
17. Klik op de vervolgkeuzelijst Documentgrootte en selecteer vervolgens de documentgrootte uit de lijst. Dit is
nodig om ervoor te zorgen dat het gescande bestand de juiste grootte heeft.
18. Klik op de vervolgkeuzelijst Bestandsgr. en selecteer vervolgens de bestandsgrootte uit de lijst.
19. Klik op de vervolgkeuzelijst Achtergrondkleur verwijderen en selecteer het niveau in de lijst. U kunt deze
functie gebruiken om de achtergrondkleur van documenten te verwijderen om de gescande gegevens
leesbaarder te maken.
20. U kunt de instelling voor Poortnummer wijzigen die wordt gebruikt voor toegang tot de SFTP-server. De
standaardinstelling hiervoor is poort 22. In de meeste gevallen hoeft deze instelling niet te worden gewijzigd.
21. Klik op Indienen.
Als u een van de tekens ?, /, \, ", :, <, >, | of * gebruikt, kan dit een verzendfout veroorzaken.
Verwante informatie
•
Scannen naar SSH FTP (SFTP)
113