INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN
Algemeen
De opstelling van de boiler dient te geschieden overeenkomstig de algemeen en plaatselijk
geldende voorschriften alsmede volgens bijgaande installatievoorschriften, door een erkend
installatiebedrijf.
De opstelling van de boiler
Plaats de boiler op een vlakke vloer in een vorstvrije ruimte. Plaats de boiler in een ruimte waar, in
geval van lekkage aan de tank of aan de aansluitingen, geen waterschade kan ontstaan aan de
directe omgeving of lager gelegen verdiepingen. Indien dit niet mogelijk is, dient de boiler in een
veiligheids-opvangbak met afvoermogelijkheid geplaatst te worden.
Wateraansluitingen
De koudwaterleiding wordt aangesloten op de aansluitnippel aan de bovenzijde van de boiler,
waarbij de aanduiding "COLD" (koud) staat vermeld. De warmwaterleiding wordt aangesloten op
de aansluitnippel met de aanduiding "HOT" (heet).
Indien de afstand van de boiler tot aan de diverse tappunten in de woning lang is, verdient isoleren
van de warmwaterleidingen aanbeveling. Dit voorkomt onnodige energieverspilling.
Pas voor het aansluiten van de wateraansluitnippels driedelige koppelingen toe. Eventuele
soldeerverbindingen aan watertoevoer- en afvoernippels van de boiler kunnen beschadigingen aan
de kunststofvoering van deze nippels veroorzaken, hetgeen spoedige lekkage aan deze
aansluitingen ten gevolge kan hebben.
Beveiliging
Een
nieuwe,
deugdelijke
inlaatcombinatie
dient
te
worden
gemonteerd
in
de
koudwatertoevoerleiding naar de boiler. Het overstort ventiel van deze combinatie zorgt ervoor, dat
de hoogst toelaatbare waterdruk van 8 bar niet wordt overschreden. De afvoer van de
inlaatcombinatie dient via een open trechterverbinding aangesloten te worden op de riolering, deze
overstortleiding mag niet kunnen bevriezen.
Het is noodzakelijk om bij vervanging van een boiler tevens een nieuwe, deugdelijke
inlaatcombinatie te monteren.
Elektrische aansluiting
De netaansluiting moet gemaakt worden volgens NEN 1010 met in acht name van de plaatselijk
geldende voorschriften.
Indien men uitsluitend opwarming gedurende de nacht wenst, of bij enkel dagtariefaansluiting, dan
moet het toestel worden aangesloten volgens schema 1; hierbij wordt de voeding aangesloten op de
terminals 3 en 4.
De mogelijkheid bestaat om een aansluiting te maken waarbij 's nachts het gehele toestel wordt
opgewarmd en overdag alleen de bovenste helft van het toestel op temperatuur wordt gehouden. In
1