Het spuitpistool moet geaard worden zodat elektrostatische ladingen veroorzaakt door vloeistof- of
luchtstromingen kunnen worden afgevoerd. Dit kan langs de montage-eenheid van het spuitpistool of
langs geleidende lucht/vloeistofslangen. De elektrische verbinding van het spuitpistool naar de
aarding moet worden gecontroleerd; de weerstand moet minder dan 10⁶ Ohm bedragen.
INSCHAKELEN
1
Sluit het pistool met een geleidende slang aan op een schone vocht- en olievrije luchttoevoer.
2
Meng het coatingmateriaal volgens de instructies van de fabrikant en zeef het.
3
Draai de knop voor de vloeistofafstelling (14) met de klok mee om te voorkomen dat de naald
verschuift.
4
Draai de regelknop van de straalregelaar (19) tegen de klok in helemaal open.
5
Stel de gewenste inlaatluchtdruk in.
6
Draai de knop voor de vloeistofafstelling linksom totdat de eerste draad zichtbaar wordt.
7
Test de sproeistraal. Als de coatinglaag te droog is, verminder dan de luchtstroom door de
inlaatdruk te verlagen.
8
Als de coatinglaag te nat is, verminder dan de vloeistofstroming door de knop voor de
vloeistofafstelling (14) naar rechts te draaien. Als de verstuiving te grof is, verhoog dan de
luchtinlaatluchtdruk. Als de verstuiving te fijn is, verlaag dan de inlaatluchtdruk.
9
De grootte van het spuitpatroon kan worden verkleind door de knop van de straalregelaar (19)
met de klok mee te draaien.
10
Houd het pistool loodrecht ten opzichte van het te spuiten oppervlak. Door het pistool in een
boog te bewegen of te kantelen, zal het coatingmateriaal ongelijkmatig worden opgebracht.
11
De aanbevolen spuitafstand is 50-100mm.
12
Spuit eerst de randen. Overlap elke streep met minstens 75%. Beweeg het pistool met een
constante snelheid.
13
Zet altijd de luchttoevoer uit en laat altijd de luchtdruk af als u het pistool niet gebruikt.
SB-E-2-512 R4.2
WAARSCHUWING
9/24
NL
www.carlisleft.com