Om de zaagbeweging aan te passen, kunt u de pendelschakelaar instellen op 4 standen: 0, I,
II en III. Stand 0 is een rechte zaagbeweging. Stand I, II en III zijn pendelbewegingen. De
agressiviteit waarmee de zaag snijdt, verhoogt wanneer de knop van stand één naar drie
wordt verplaatst, waarbij stand drie dus overeenstemt met de meest agressieve
zaagbeweging.
10.5
Gebruik van de laserlijngenerator (Fig. 8)
Waarschuwing: kijk niet rechtstreeks naar de laserstraal. Richt de straal
nooit op een persoon of op een ander voorwerp dan het werkstuk.
Richt de straal niet opzettelijk op personeel en zorg ervoor dat ze niet langer dan 0,25 s op de
ogen van een andere persoon gericht blijft.
Richt de laserstraal enkel op robuuste werkstukken zonder reflecterende oppervlakken. Hout
en oppervlakken met ruwe coating zijn toegestaan. Glanzend reflecterend plaatstaal en
soortgelijke materialen zijn niet geschikt voor het gebruik van laserstralen omdat het
reflecterende oppervlak de straal kan weerkaatsen naar de gebruiker.
Schakel de laserstraal pas in wanneer het apparaat zich op het werkstuk bevindt.
Inschakelen: druk schakelaar (14) in, de lasergenerator (13) treedt in werking.
Uitschakelen: druk schakelaar (14) opnieuw in.
▪
Controleer of de snijlijn zich op het werkstuk bevindt.
▪
Pas indien nodig de snijhoek aan.
▪
Steek de stekker in het stopcontact en start de motor.
▪
Plaats de zaag op het werkstuk wanneer het blad zijn maximumsnelheid bereikt (ongeveer
2 seconden).
▪
Lijn de straal uit met het merkteken op het werkstuk en duw de zaag met beide handen
langzaam naar voor. Zorg ervoor dat de rode straal op het merkteken blijft.
▪
Schakel het apparaat uit wanneer u klaar bent met zagen.
10.6
Ledwerklicht (Fig. 9)
Het ledwerklicht (4) kan oplichten wanneer u het apparaat inschakelt. Zo wordt de werkzone
verlicht wanneer u aan de slag gaat. Het brandt ook tijdens het werk.
WAARSCHUWING Kijk niet rechtstreeks naar de lichtbundel. Richt de straal
nooit op een persoon of op een ander voorwerp dan het werkstuk.
Richt de straal niet opzettelijk op personeel en zorg ervoor dat ze niet
langer dan 0,25 s op de ogen van een andere persoon gericht blijft.
10.7
De parallelgeleider (Fig. 10) afstellen.
Met randgeleider (a) kunt u evenwijdig aan een rand zagen. De maximale afstand is 15 cm.
▪
Zet vergrendelknop (16) los en breng de parallelgeleider in de houders in de
zaag/basisplaat (15).
▪
Zet de vergrendelknop voor de randgeleider vast.
11
GEBRUIK
Gebruik nooit een blad dat ongeschikt is voor het werk en het werkstuk.
Hou de zaag voor u en hou ze bij de handgreep stevig vast. Zorg ervoor dat het zaagblad
niets raakt wanneer u de zaag start. Zorg ervoor dat het werkstuk stevig vastgeklemd zit en
dat de zaaglijn duidelijk is gemarkeerd. Sluit de aansluiting voor stofafzuiging aan op een
afzuigsysteem waar dit mogelijk is. Start de zaag.
Copyright © 2019 VARO
POWDP2530
P a g i n a
| 10
NL
www.varo.com