•
Draai de vier schroeven van de brander los en verwijder de lade.
•
Verwijder de injectoren van de hoofdbrander en monteer de injectoren die
worden aangegeven op de tabel met technische gegevens in hoofdstuk 5
voor het gebruikt type gas.
•
Plak het in het aanpassingskit meegeleverde etiket naast de plaat met
technische gegevens om de wijziging aan te geven.
4.2 Inbedrijfstelling
Voordat u de geiser aanzet
•
Controleer de dichtheid van het gassysteem.
•
Vul de hydraulische installatie en ontlucht de geiser en de buizen.
•
Controleer de installatie en het apparaat op waterlekken.
•
Controleer of de gasdruk correct is.
•
Zorg ervoor dat er zich geen ontvlambare substanties of materialen in de
buurt van de geiser bevinden.
Controles tijdens het gebruik
•
Zet het apparaat aan.
•
Controleer of de brandstof- en waterinstallaties hermetisch gesloten zijn.
•
Controleer de efficiëntie van de schoorsteen en rookgasafvoer tijdens de
werking van de geiser.
•
Controleer of de geiser zonder problemen aan- en uitgaat. Zet het apparaat
afwisselend aan en uit.
•
Controleer of het brandstofverbruik dat op de teller wordt aangegeven
overeenkomt met het verbruik dat in de tabel met technische gegevens staat
in hoofdstuk 5.
5
fig. 11
fig. 12
cod. A73020280 - Rev. 01 - 02/2013
4.3 Onderhoud
De behuizing openen
Om de behuizing van de geiser te openen:
1.
Draai de twee schroeven A los (fig. 13).
2.
Kantel de behuizing.
3.
Duw omhoog en verwijder.
Sluit de gaskranen voordat u werkzaamheden uitvoert aan de
binnenkant van de geiser.
fig. 13 De behuizing openen
Periodieke controle
Om de goede werking te verzekeren en de levensduur te verlengen is het
raadzaam dat een bevoegd technicus het apparaat één keer per jaar nakijkt en
controleert of:
•
De bedieningsmechanismes en veiligheidsvoorzieningen correct werken.
•
De rookgasafvoer efficiënt werkt
•
De leidingen en aansluitingen vrij zijn van obstakels en niet lekken.
•
De brander en de wisselaar niet vuil zijn en geen kalkaanslag vertonen.
Gebruik geen chemische producten of staalborstels om de onderdelen
schoon te maken.
•
De elektroden geen kalkaanslag vertonen en correct geplaatst zijn.
Fig. 14 - Locatie van de elektroden
•
De gas- en waterinstallaties hermetisch gesloten zijn.
•
Het gasdebiet en de gasdruk voldoen aan de waarden die worden
aangegeven
in de tabellen.
SUPREME VI