Aansluiting/installatie
Let op
Sluit alle aardingskabels op een
gemeenschappelijk aardpunt aan.
Zorg ervoor dat de draden niet onder een schroef
of tussen bewegende onderdelen (bijv. de rail van
de autostoel) bekneld raken.
Voordat u de aansluitingen maakt, moet u de
contactschakelaar van de auto uitzetten om
kortsluiting te voorkomen.
Sluit de voedingskabel aan op het apparaat en
de luidsprekers voordat u de kabel aansluit op de
hulpvoedingsaansluiting.
Isoleer losse, niet-aangesloten kabels met
isolatietape voor de veiligheid.
Voorzorgsmaatregelen
Kies de installatieplaats zorgvuldig zodat het
apparaat geen hinder veroorzaakt tijdens het
rijden.
Installeer het apparaat niet op plaatsen waar
het blootgesteld wordt aan hoge temperaturen,
bijv. in direct zonlicht of bij de warme luchtstroom
van de autoverwarming, aan sterke trillingen,
of waar het in contact komt met veel stof of vuil.
Gebruik alleen de meegeleverde
bevestigingsmiddelen om het apparaat veilig en
stevig te monteren.
Opmerking over de voedingskabel (geel)
Wanneer u dit apparaat aansluit samen met andere
componenten, moet de ampèrage van de aangesloten
autostroomkring groter zijn dan de som van de
ampèrages van de zekeringen van elke component
afzonderlijk.
De montagehoek instellen
Zorg dat de montagehoek kleiner is dan 30°.
30
NL
Onderdelenlijst voor installatie
5 x max. 8 mm
(
7
/
x max.
5
/
inch)
32
16
× 4
Deze onderdelenlijst bevat niet de volledige
inhoud van de verpakking.
Het apparaat wordt geleverd met een beugel .
Voordat u het apparaat plaatst, moet u de
ontgrendelingssleutels gebruiken om de
beugel van het apparaat te verwijderen. Zie
'De beugel verwijderen' (pagina 33) voor meer
informatie.
Bewaar de ontgrendelingssleutels voor
toekomstig gebruik, omdat u deze ook nodig
hebt om het apparaat uit de auto te verwijderen.
× 2