Verwar-
HK-voet-
mings-
punt
type
90 / 70
30 ˚C
systeem
70 / 50
25 ˚C
systeem
40 / 30
25 ˚C
systeem
Stooklijn tijdelijk wijzigen
Door de verschuiving wordt bij een andere gekozen gewenste
ruimtetemperatuur een overeenkomstig offset voor de
gewenste aanvoertemperatuur berekend. Met de ingestelde
verschuiving wordt bepaald met welke waarde de gewenste
aanvoertemperatuur zich per graad verschil ten opzichte van
de gewenste ruimtetemperatuur van 21 °C verschuift.
Voorbeeld:
Met de instellingen voet- en eindpunt wordt bij een buiten-
temperatuur van – 5 °C een gewenste aanvoertemperatuur
van bijv. 50 °C berekend om de gewenste ruimtetemperatuur
(referentietemperatuur) van 21 °C te bereiken. Is de gekozen
gewenste ruimtetemperatuur echter 19 °C , dan wordt met
een ingestelde verschuiving van 10 K/°C een gewenste aan-
voertemperatuur van
gewenste aanvoertemperatuur = 50 °C – (21 °C–19 °C) x
10 K/°C = 50 °C – 20 K = 30 °C berekend.
Verwarming uitschakelen (verwarming uit bij)
Bij de weersafhankelijke regeling kunt u de regelaar zo pro-
grammeren dat de verwarming bij een ingestelde buitentem-
peratuur wordt uitgeschakeld.
Ruimte-invloed instellen
Bij weersafhankelijke regeling kan de aanvoertemperatuur bij
grote afwijking van de ruimtetemperatuur ten opzichte van de
gewenste temperatuur worden aangepast.
Offset aanvoertemperatuur = ∆ T
ingestelde ruimte-invloed
Gewenste ruimtetemperatuur
Werkelijke ruimtetemperatuur
werk
∆ Tv
= PI (T
– T
R gew
R werk
Vb:
T
= 20 °C T
R gew
R werk
∆ Tv
= 3 x ( 20 °C – 18 °C) = 6 K
→ De aanvoertemperatuur wordt met 6 K verhoogd.
Hoe hoger de gekozen ruimte-invloed, des te meer invloed de
ruimtetemperatuur op de aanvoertemperatuur heeft.
Aansluiting van een OpenTherm Control Box met relaisuitgang
Gedrag van een PD-regelaar (pulsduurregelaar)
Bij aangepaste verwarmingsinstallaties wordt een PD-rege-
laar gekenmerkt door korte uitregeltijd, geringe slingereffec-
ten en hoge regelnauwkeurigheid.
Gedrag van een hysteresis-/2-puntsregelaar
Bij te grote of te kleine verwarmingsinstallaties wordt een
hysteresisregelaar gekenmerkt door geringe schakelfrequen-
tie en kleine temperatuurafwijkingen.
HK-eind-
P-ver-
Vorst-
punt
schuiving/
grens
verl. temp.
85 ˚C
15 ˚C
3 ˚C
75 ˚C
15 ˚C
3 ˚C
45 ˚C
15 ˚C
3 ˚C
v
= PI
= T
R gew
= T
R
)
= 18 °C PI = 3
3. Externe ingang
De externe ingang kan voor diverse externe sensoren worden
geconfigureerd.
!
Ingang is actief, daarom geen externe spanning gebru-
iken. Het aangesloten contact moet potentiaalvrij en
elektrisch veilig gescheiden zijn.
De volgende opties zijn bij de afzonderlijke sensoren/con-
tacten beschikbaar
Vloer
Temperatu-
urgrens
Ruimtetempe-
Geen opties
ratuur
Aanwezigheids-
Temperatu-
melder
urkeuze
Raamcontact
Geen opties
Telefooncontact:
Temperatu-
urkeuze
Foutweergave op de RAMSES BLE OT
L Is de externe ingang op 'vloer' of 'ruimtetemperatuur' ingesteld,
dan moet een overeenkomstig temperatuursensor zijn aanges-
loten. Ontbreekt deze sensor, dan knippert de rode LED elke
seconde.
4. Optimalisering instellen
Met de optimaliseringsfunctie kunt u op een gewenst scha-
keltijdstip een bepaalde ruimtetemperatuur bereiken. Daarbij
wordt aangegeven hoeveel minuten eerder met verwarmen
wordt begonnen. Deze tijd geldt per K temperatuurver-
schil tussen de werkelijke temperatuur en de gewenste
temperatuur.
Vloertemperatuurbegrenzing, vloertem-
peratuurkeuze tussen 20 °C en 50 °C
instelbaar; vloersensor (9070321)
L Geen veiligheidstemperatuurbegren-
zer, maar apparaattype 1 volgens
EN 60730-1
De interne temperatuursensor wordt
uitgeschakeld; externe temperatuur-
sensor (IP 65) (9070459)
Op deze temperatuur wordt geregeld
als de HKL-uitgang van de aanwezig-
heidsmelder ingeschakeld is. Zonder
aanwezigheid wordt volgens het inge-
stelde programma geregeld
Zolang het raamcontact is inge-
schakeld, regelt de thermostaat op
vorstbeveiligingstemperatuur
temperatuur selecteren waarop de
regelaar moet regelen als het telefoon-
contact wordt ingeschakeld
5