Kaartinstellingen
Selecteer
> Kaart.
Kaartbeheer: Toont de gedownloade kaartversies. Met een abonnement op Outdoor Maps+ kunt u extra kaarten
downloaden
(Kaarten beheren,
Gevolgde toestellen: Hiermee opent u de kaartinstellingen voor gevolgde toestellen
gevolgde toestellen,
pagina 31).
Toon trainingsbalk: Geeft de trainingsbalk op de kaart weer.
Toon datavelden: Geeft configureerbare gegevensvelden op de kaart weer.
Geavanceerd: Hiermee opent u de geavanceerde kaartinstellingen
Kaartinstellingen voor gevolgde toestellen
Selecteer
> Kaart > Gevolgde toestellen.
Automatisch zoomen: Hiermee kan de kaart automatisch uitzoomen, zodat de geselecteerde toestellen altijd op
de kaart worden weergegeven.
Hondensporen op kaart: Bepaalt hoeveel van het spoorlog voor een gevolgde halsband op de kaart wordt
weergegeven.
Handheldsporen op kaart: Bepaalt hoeveel van het spoorlog voor een gevolgd handheld-toestel op de kaart
wordt weergegeven.
Hondenweergave: Hiermee schakelt u de hondinformatie in en uit die op de kaart wordt weergegeven.
Toon honden buiten het scherm: Hiermee schakelt u de indicator voor honden buiten het scherm op de kaart in
en uit.
Kaart-overlays: Hiermee kunt u de weergave van gegevens op de kaart in- en uitschakelen.
Geavanceerde kaartinstellingen
Selecteer
> Kaart > Geavanceerd.
Oriëntatie: Hiermee stelt u in hoe de kaart wordt weergegeven op de pagina. Noord boven geeft het noorden
boven aan de pagina weer. Koers boven geeft uw huidige reisrichting boven aan de pagina weer. Automodus
geeft een perspectief vanuit de auto met de rijrichting naar de bovenkant van het scherm weer.
Arcering: Geeft reliëfdetails weer op de kaart (indien beschikbaar) of schakelt arcering uit.
Detail: Hiermee stelt u in hoeveel details op de kaart worden weergegeven. Door het weergeven van meer
details is het mogelijk dat de kaart langzamer opnieuw wordt getekend.
Kaartwijzer: Geeft de richtingaanwijzer op de kaart weer.
Tekstgrootte: Hiermee wordt de tekstgrootte voor kaartitems ingesteld.
Helderheid kaartkleur: Hiermee stelt u de kleurhelderheid van de kaart in.
Spoorinstellingen
Selecteer
> Sporen.
Opnamemethode: Hiermee stelt u in hoe het toestel spoorgegevens vastlegt. Met de instelling Slim kunnen
langere spooropnamen worden vastgelegd. Met de instelling Iedere seconde zijn de opnamen van sporen
meer gedetailleerd, maar worden langere sporen mogelijk niet geheel vastgelegd.
Auto opslaan: Hiermee kunt u de Auto opslaan instellingen aanpassen
pagina 32).
Automatisch starten: Hiermee kunt u automatisch een track vastleggen zodra het toestel satellieten heeft
gevonden.
Uw toestel aanpassen
pagina 28).
(Kaartinstellingen voor
(Geavanceerde kaartinstellingen,
(Instellingen voor automatisch opslaan,
pagina 31).
31