Montage
Montage van een motorgestuurd ventiel
De bedrading naar het ventiel kan via een kabelgoot over de muur
( in de montagering is een uitsparing voorzien) of via een doorvoer
naast het luchtkanaal. Wees voorzichtig met de vochtsensor in het
ventiel, dit is een delicaat component.
1. Druk het bajonetring (3) door de montage ring (2).
2. Haal de bedrading door de tule van het bajonetring (3) en
vervolgens door de montage ring (2).
3. Druk montageframe en ring gezamenlijk op het kanaal (1). Indien
schroeven gebruikt worden, moeten deze achter de schroef-
draad van bajonetring (3) komen omdat anders het ventiel niet
vastgedraaid kan worden.
Monteer het ventiel in de bajonetring door de * tegen elkaar te
zetten en vervolgens het ventiel te draaien. Zorg dat de bedrading
niet bekneld raakt!
1
2
Montage van CO
sensor en transformator
2
De CO
sensor dient op ongeveer 160 cm hoogte gemonteerd te
2
worden voor goede bediening en juiste CO
sensor niet afgedekt wordt.
Montage d.m.v. 2 schroeven (niet meegeleverd).
De transformator wordt geleverd met een DIN-rail montage
kunststof behuizing. Deze kunnen d.m.v. schroeven boven een
keukenkastje of verlaagd plafond gemonteerd worden. De transfor-
mator kan ook in de meterkast geinstalleerd worden.
Inregelen ventiel
Meet de ventilatiehoeveelheid met ventiel in de hoogstand. (knop op
sensor gebruiken)
De ventilatiehoeveelheid in de hoogstand zal in de praktijk tussen
de 70-120 m
/h liggen.
3
1. Meet eerst in de onderste woning en laat de dakventilator
optoeren indien er te weinig ventilatie is.
2. Meet vervolgens de bovenste woning. Indien de ventilatie-
hoeveelheid in de bovenwoningen te hoog is, kan met de
dip-switches van het ventiel de uitdraai-afstand (en daarmee
de maximum ventilatiehoeveelheid in de hoogstand) in stappen
|
6
3
4
*
*
meting. Zorg dat de
2
verkleind worden tot de gewenste stand (zie tabel 1).
De dipswitches zitten achter de zwarte afsluitdop, plaats deze
dop weer terug nadat u klaar bent met de dipswitches.
Let op: niet de conus op de voorzijde draaien, maar het
gehele ventiel!
3. Meet vervolgens de tussenliggende woningen.
Instellen 'hoogstand' en 'laagstand'
Standaard wordt het ventiel afgeleverd met de laagstand op
positie a = -5 en hoogstand op positie + 10. Indien na het inregelen
verdere afstelling noodzakelijk of gewenst is, kunnen de minimum
(laagstand) en maximum (hoogstand) ventilatiehoeveelheid worden
veranderd:
1. Draai het gehele ventiel uit de montagering. Let op: dus niet
de conus op de voorzijde draaien, maar het gehele ventiel! De
minimum ventilatiehoeveelheid (laagstand) wordt ingesteld op
een positie a door de schroefspindel (vanaf de achterkant van
het ventiel) in of uit te draaien en te zekeren met de klemband.
De klemband dient als aanslag. Om het regelbereik optimaal
te houden staat deze op de minimale stand (laagstand) en
adviseren wij om deze alleen in uitzonderlijke gevallen aan te
passen.
2. De maximale ventilatiehoeveelheid (hoogstand) wordt ingesteld
door de uitdraaiafstand in te stellen met de dip-switches.
Tabel 1.
Dip-switch
Positie a indien klep in Hoogstand*
1
2
off
off
on
off
off
on
on
on
*Indien de laagstand wordt aangepast dient dat erbij opgeteld te
worden
** Standaardinstelling
-a
0
+5
+10**
+15
+a