Advertenties
2. Werking
EN 62485-3 "Tractiebatterijen voor elektrische voertuigen" is de norm
die van toepassing is. De nominale gebruikstemperatuur is 30°C.
De
optimale
levensduur
van
gebruiksomstandigheden (temperatuur en niveau van ontlading).
De gebruikstemperatuur van de batterij bevindt zich in de zone tussen
+15°C en +35 °C. Elk gebruik bij temperaturen die zich niet tussen deze
grenswaarden bevinden moet door een technicus worden goedgekeurd.
De optimale levensduur van een batterij wordt bereikt bij een
temperatuur van 25-30°C.
Hogere temperaturen kunnen de levensduur verminderen (volgens
het technisch rapport CEI 1431); lagere temperaturen reduceren de
beschikbare capaciteit. De maximale gebruikstemperatuur is 45°C, bij deze
temperatuur is gebruik niet meer toegestaan. De capaciteit van
de batterij is afhankelijk van de temperatuur en daalt aanzienlijk bij
een temperatuur onder de 0°C.
De optimale levensduur van een batterij is afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden (gematigde temperatuur en ontladingen
van minder dan of gelijk aan 80% van de nominale capaciteit C
De volle capaciteit van een batterij wordt bereikt na ongeveer
10 laad- en ontlaadcycli.
2.1. Ontlading
De ventielen bovenaan de batterij mogen niet gesloten of bedekt worden.
Het aansluiten en afkoppelen mag enkel gebeuren als de batterij geen
stroom levert of ontvangt.
Ontladingen van meer als 80% van de nominale capaciteit zijn overdreven
diepe ontladingen en zijn niet toegelaten. Ze veroorzaken een aanzienlijke
vermindering van de levensduur van een batterij. Ontladen batterijen
mogen niet in deze toestand worden bewaard maar moeten onmiddelijk
worden geladen.
Ontlading
>40%
<40%
Dit geldt ook voor gedeeltelijk ontladen batterijen.
Ontladen batterijen kunnen bevriezen.
Beperk de ontlading tot 80%. De aanwezigheid van een ontladingsbegrenzer,
die het ontladen stopzet als een spanning van 1,90 Volt per cel is bereik,
is verplicht.
2.2. Lading
De Powerbloc Dry batterijen moeten door 50 Hz of HF-laders worden
herladen. Indien u een bestaande lader met Wa, WoWa, WUIa of IUIa of
andere laadprofiel wil gebruiken, moet u nagaan of dit laadprofiel door
onze technische dienst gehomologeerd is.
De batterij gewoon aansluiten op een gepaste lader. Na elke wijziging aan
de laderkabels moet onze technicus ter plaatse de afstelling van de lader
controleren.
Niettemin moet men tijdens de lading voldoende ventilatie voorzien om
de tijdens het laden geproduceerde laadgassen te verwijderen. De deksels
van de batterijkoffers moeten geopend of verwijderd worden.
Sluit de batterij volgens de juiste polariteit , «+» aan «+» ; «-» aan «-», aan
op de niet op het elektriciteitsnet aangesloten lader. De temperatuur van
het elektroliet stijgt met ongeveer 10 °C. De lading mag daarom enkel
beginnen als de temperauur van de batterij onder de 35°C ligt.
De elektroliet-temperatuur moet minstens 15°C zijn anders kan de
batterij niet correct geladen worden zonder een speciale afstelling van
de lader. Gebruik de correctiefactor van –0.005 V/element per °C volgens
DIN VDE 0510-1 (ontwerp).
2.3. Egalisatielading
Egalisatieladingen beschermen de levensduur van een batterij en houden
de capaciteit op peil. Egalisatieladingen worden uitgevoerd na de
normale lading. Ze zijn nodig als de batterij te sterk ontladen is of als de
batterij herhaaldelijk onvoldoende geladen is. Enkel de laders die door de
batterij-fabrikant zijn voorgeschreven mogen voor egalisatieladingen
gebruikt worden.
Terug naar de leverancier!
Batterijen met dit teken moeten worden gerecycleerd
Batterijen die niet worden gerecycleerd moeten worden opgehaald en verwerkt als gevaarlijk afval!
www.enersys.com
de
batterij
hangt
af
van
).
5
Lading
Alle dagen
Alle 2 dagen
3. Onderhoud
Het elektroliet is geïmmobiliseerd. De dichtheid van het elektroliet kan dus
niet worden gemeten.
de
Geen water bijvullen!
De veiligheidsventielen van de monoblocs nooit verwijderen.
Waarschuw bij beschadiging van het ventiel onze naverkoopdienst voor
vervanging door een nieuw exemplaar.
3.1. Dagelijks
•
herlaad de batterij na elke ontlading van meer dan 40% C
•
controleer of de stoppen, kabels en stekkers in goede staat zijn en of
de beschermkappen aanwezig zijn.
3.2. Wekelijks
Controleer na het laden of er enig teken van vuil of beschadiging is.
3.3. Trimestrieel
Na het laden de spanning bij einde lading opmeten; meet en noteer:
•
de spanning van de batterij
•
de spanning van elk bloc.
Waarschuw de service-dienst indien er duidelijke verschillen zijn ten
opzichte van vorige metingen of indien er ernstige verschillen zijn tussen
de blocs.
Als de duur van de ontlading niet voldoende is, controleer dan:
•
of het verlangde werk aangepast is aan de batterij-capaciteit
•
de instellingen van de lader
•
de instellingen van de ontladingsbegrenzer.
3.4. Jaarlijks
Verwijder het stof uit de lader.
Elektrische aansluitingen: test alle aansluitingen (stopcontacten, kabels en
contacten).
Monoblocs met insteekaansluiting: Controleer het draaimoment van de
poolschroeven/bouten.
In overeenstemming met EN 1175-1 moet minstens een keer per jaar
of zo vaak als nodig de isolatiewaarde van machine en batterij door een
specialist worden gecontroleerd. De test van de isolatiewaar-de van de
batterij moet gebeuren volgens EN 1987-1. De op deze manier
gemeten gemiddelde waarden mogen nooit lager zijn dan 50
nominale spanning (EN 62485-3).
Voor batterijen van meer als 20V nominale Voltage is de minimum
waarde 1000
.
4. Opslag en transport
Sla de batterij op in een droge en vorstvrije ruimte.
De batterij altijd afgekoppeld van de machine opslaan. Voor een snelle
lading van de batterijen bevelen wij aan de batterij niet voor meer als
3 maanden bij 30°C op te slaan zonder laden. Om zeker te zijn dat de
batterij altijd klaar is voor gebruik moeten de volgende laadmethoden
worden gebruikt:
•
een maandelijkse egalisatielading volgens punt 2.3.
•
een floating lading bij 2.27 V x aantal elementen.
De batterij altijd laden voor men ze terug in gebruik neemt.
De duur van de opslag heeft een invloed op de levensduur van de batterij.
.
5
per Volt
Advertenties
